Oezjhorod
Oezjhorod (Ужгород; Hongaars: Ungvár, Slowaaks: Užhorod) is een stad in het zuidwesten van Oekraïne en de hoofdstad van de kleinste Oekraïense oblast: Transkarpatië (Zakarpatska oblast). De stad telt circa 117.000 inwoners en ligt aan weerszijde van de rivier de Oezj, direct aan de grens met Slowakije. De stad heeft een etnisch zeer gemengde bevolking. In de 20ste eeuw werd de stad achtereenvolgens vanuit Boedapest, Praag, Moskou en Kiëv bestuurd.
[bewerk] Bevolking
Volgens de volkstelling van 2001 bestond de bevolking van de stad in dat jaar uit 115.600 zielen, waarvan 89.000 Oekraïners (inclusief Roethenen), 11.100 Russen, 8000 Hongaren en 2500 Slowaken.
In 1870 waren de verhoudingen als volgt: 11.793 inwoners, waarvan 7575 Hongaren, 1651 Duitsers, 1965 Slowaken en 450 Roethenen (Oekraïners).
[bewerk] Geschiedenis
De Slaven vormen de oudste van de huidige bevolkingsgroepen in de stad: zij wierpen op deze plaats een aarden burcht op, die na de verschijning van de Hongaren in het Karpatenbekken in handen van het koninkrijk Hongarije kwam, waartoe de stad tot 1920 zou blijven behoren. In 1320, toen de Napolitaanse koning Karel Robert over Hongarije regeerde, kwamen de burcht en de stad in handen van de uit Italië afkomstige familie Drugeth. De stad trok veel Duitse, Vlaamse en Italiaanse immigranten aan. In 1384 haalden de Drugeths de pauliner orde naar de stad, die er een belangrijke school stichten. In 1430 kreeg het de status van Vrije Koninklijke Stad.
Evenals de rest van "Koninklijk Hongarije" kwam Oezjhorod in 1526 in Habsburgse handen. Onder de inmiddels protestantse Drugeths werd de stad al spoedig een bolwerk van de reformatie, maar in 1610 kwam ze onder György Drugeth weer in Rooms-katholiek vaarwater. In 1646 vestigden de jezuïeten zich hier.
Oezjhorod was onder de naam Ungvár vanaf 1769 de hoofdstad van het comitaat Ung. Dit al veel langer bestaande comitaat werd daarvoor vanuit Nagykapos (thans Veľké Kapušany, Slowakije) bestuurd. In 1775 volgde de verplaatsing van de Grieks-katholieke bisschopszetel van Munkács (thans: Moekatsjeve) naar Ungvár. Het bisdom kreeg van Maria-Theresia de beschikking over de burcht en over de kerk van de jezuïeten, die de stad in 1773 hadden moeten verlaten.
Onder keizer Jozef II vestigde zich vanuit Galicië een grote Joodse gemeenschap in Oezjhorod. Deze zou er tot 1944 een grote rol spelen.
In 1872 kreeg de stad een spoorwegverbinding met Boedapest, die in 1907 werd doorgetrokken naar Polen.
Het Verdrag van Trianon wees Oezjhorod in 1920 aan Tsjechoslowakije toe: binnen deze nieuwe republiek werd het de hoofdstad van de autonome Karpato-Oekraïne. De Eerste Scheidsrechterlijke Uitspraak van Wenen wees dit gebied in 1938 weer aan Hongarije toe, maar na de Tweede Wereldoorlog annexeerde de Sovjet-Unie de regio, inclusief de hoofdstad. Het Rode Leger nam Oezjhorod op 27 oktober 1944 in. In 1946 werd het de hoofdstad van de nieuw gevormde oblast in de Oekraïense SSR, een deelrepubliek die in augustus 1991 onafhankelijk werd.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Uzhhorod van Wikimedia Commons. |