Louis-Claude d'Aquin
Louis-Claude d'Aquin of Louis-Claude Daquin (Parijs, 4 juli 1694 - Parijs, 15 juni 1772) was een Franse componist, organist en klavecimbelspeler.
Hij was een muzikaal wonderkind, die op 6-jarige leeftijd al voor koning Lodewijk XIV speelde en op 12-jarige leeftijd werd benoemd tot organist van het Parijse Petit St. Antoine. In 1727 versloeg hij Rameau voor de post van organist van de St. Paul en volgde in 1739 Dandrieu op als organist van de Koninklijke Kapel.
Zijn oeuvre bestaat onder meer uit de cantate La Rose, stukken voor klavecimbel, waaronder Le Coucou en composities voor orgel.
Hij is een andere grote naam uit de Franse orgelbarok. In tegenstelling tot collega's had Daquin vooral succes met zijn speelse improvisaties. Hij was van 1755 tot 1772 organist van de Notre-Dame in Parijs. Dat ambt werd gedeeld door vier organisten. Door de bezigheden in de kathedraal onder elkaar te verdelen, konden ze ook andere functies bekleden. Zo was d'Aquin vanaf 1739 ook als hoforganist verbonden aan de Chapelle Royale van Versailles. Daquin speelde zowel orgel als klavecimbel. We kennen slechts één Livre d’Orgue van hem dat twaalf “Noëls” (reeksen variaties op bekende kerstliederen) omvat.
Hij wordt in Parijs opgevolgd door Claude-Bénigne Balbastre.