Koninklijke onschendbaarheid
Koninklijke onschendbaarheid is een vorm van bescherming die de koning(in) heeft tegen rechtsvervolging.
Toen in 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ontstond, had in feite de koning alle macht. Er was een grondwet (in 1815 opgesteld), maar deze gaf geen beperkingen aan de macht van de koning. Ministers waren uitsluitend verantwoording schuldig aan de koning, en niet aan het parlement.
In 1840 werd de grondwet aangepast, dusdanig dat besluiten van de koning mede moesten worden ondertekend door een minister. Ook kunnen ministers strafrechtelijk worden vervolgd voor daden die tegen een wet of de grondwet ingaan. In 1848 werd de grondwet weer herzien en kreeg toen grotendeels de vorm die zij nu ook nog heeft. Nieuw is:
- Het parlement krijgt het recht om vragen te stellen.
- De ministers zijn niet langer verantwoordelijk verschuldigd aan de koning, maar aan het parlement
- De koning blijft onschendbaar, maar nu onder verantwoordelijkheid van de ministers
- Er komt vrijheid van vereniging en vergadering
- De koning heeft geen zeggenschap meer in de kerk