Karel VIII (1409-1470) was koning van Zweden (1448-1457, 1464-1465 en 1465-1470) en als Karel I koning van Noorwegen van 1449-1450. Karl Knutsson was de zoon van Knoet Bonde, ridder en lid van de rijksraad, en van Margaretha Karlsdotter.
Hij huwde een eerste maal in 1428, met Birgitta Turesdotter (Bielke) (-1436), die hem een dochter schonk, Christina. Uit zijn tweede huwelijk in 1438, met Catarina Karlsdotter (Gumsehuvud) (-1450), werd Magdalena geboren, die zou huwen met Ivar Axelsson (Tott). Hij kreeg nog twee kinderen met zijn derde vrouw, Christina Abrahamsdotter, Anna en Karel. Zijn vader zou een afstammeling geweest zijn van een jongere broer van koning Erik IX van Zweden. Zijn moeder was een afstammeling van Knoet IV van Denemarken.
Uit onvrede met koning Erik XIII van Zweden, verkoos de Zweedse adel hem in 1438 tot regent, in de plaats van de koning. Erik werd tenslotte in 1440 tot ontslag gedwongen en werd opgevolgd door Christoffel van Beieren, die koning werd van Zweden, Noorwegen en Denemarken. Toen Christoffel in 1448 zonder erfgenamen overleed, werd Karel tot koning van Zweden gekozen en het jaar daarop tot koning van Noorwegen. In 1450 moest Karel Noorwegen al afstaan aan de nieuw gekozen Deense koning Christiaan I. In eigen land had Karel een moeilijke verhouding met de kerk en een deel van de adel, die niet voor hem als koning had gekozen. Hij werd twee keer afgezet, maar kwam telkens terug aan de macht in Zweden.