Gottfried Keller
Gottfried Keller (Zürich, 19 juli 1819 — ibid., 15 juli 1890) was een bekend Zwitsers schrijver uit het poëtisch realisme, die populaire satirische novelles schreef. Hij schreef tevens de tekst van het Zwitserse volkslied.
[bewerk] Leven
Keller geldt als een der belangrijkste Zwitserse auteurs. Hij was de zoon van een schrijnwerkersbaas uit Zürich, die reeds overleed toen Keller vijf was. Hij ging naar de kantonale school, maar nam op zijn vijftiende deel aan een relatief banale scholierenopstand en werd van school gestuurd. Keller wou graag kunstschilder worden; hij verliet Zürich en trok naar München met de bedoeling van het schilderen van landschappen te leven. Hij had zeer weinig succes en moest onverrichter zake naar Zürich terugkeren, waar hij jarenlang bij zijn moeder en zuster bleef wonen, in zware financiële nood.
Keller kwam in contact met Freiligrath en Herwegh, schrijvers uit de Vormärz. Kellers vroege periode wordt zijn lyrische lente genoemd: hij ontwikkelde liberaal-democratische ideeën, en zijn Vormärz-vrienden wezen hem erop dat hij een veel beter schrijver dan een schilder was. Verstoken van een degelijke opleiding, wierp hij zich op Goethe en Grün en begon als autodidact te schrijven, met de hulp van politiek vluchteling C. A. Follen. In 1842 publiceerde hij een gedichtenbundel; veel van dit werk bestond uit politieke en liefdesgedichten die in de vergetelheid zijn geraakt — daarentegen bevatte het boek tevens een aantal nog lang gewaardeerde natuurgedichten, waaronder 'O mein Heimatland', een ode aan Zwitserland. Het eerste gedicht van Keller dat algemene belangstelling trok, was 'Der Jesuitenzug': hierin ziet men reeds zijn satirische neiging.
In 1848 verleende de regering van Zürich hem een beurs om twee jaar te Heidelberg te studeren; ginds doceerde Ludwig Feuerbach, wiens ideeën over godsdienst hem sterk beïnvloedden. De atheïstische Keller schakelde 'god' gelijk met de natuur; hij geraakte ervan overtuigd dat hij zijn leven ten volle moest benutten, aangezien een hiernamaals een absurde gedachte is. God is „het wereldlijke“, aldus Keller. Na zijn studie in Heidelberg leefde hij vijf jaar te Berlijn en schreef de eerste versie van zijn autobiografische roman, Der grüne Heinrich. Toen hij naar Zürich terugkeerde, slaagde hij er niet in van de pen te leven en woonde nog zes jaar thuis; zijn roman, een burgerlijk-pessimistisch antwoord op de Bildungsroman naar het model van Goethes Wilhelm Meisters Wanderjahre, verkocht nauwelijks. In Die Leute von Seldwyla creëerde hij een satirische pendant van de kleinburgerlijke maatschappij: het is een verzameling novelles in twee delen, waaronder Frau Regel Amrain, Pankraz der Schmoller, Romeo und Julia auf dem Dorfe — een herwerking van deze klassieke stof —, Spiegel das Kätzchen, Die mißbrauchten Liebesbriefe, Das verlorene Lachen, Der Schmied seines Glückes, Die drei gerechten Kammacher en een van zijn beroemdste novelles, Kleider machen Leute.
Onverwacht stelde het kanton Zürich Keller in 1861 als staatsschrijver aan, een functie die hij tot 1876 bekleedde. Als blijken van appreciatie werd hij in 1878 tot ereburger van Zürich benoemd. Hij schreef nog talloze andere novelles, alle in een eenvoudige maar elegante taal, en qua inhoud schreef hij concrete, realistische verhalen. De rode draad doorheen al zijn novelles is de grotesk-ironische humor: de personages zijn tegelijk herkenbaar en sterk overdreven, en de verhaallijnen zijn mogelijk maar absurd. Keller was een radicaal democraat, die psychologisch met schuldgevoelens en hypochondrie kampte; misschien leidde dat tot de ietwat melancholische ondertoon in zijn novelles. Desalniettemin kon zijn humor erg scherp en sarcastisch zijn. Keller is ongetrouwd gebleven; sommige van zijn vrouwenfiguren zijn gebaseerd op persoonlijke liefdesrelaties.
Vaststellend dat Der grüne Heinrich niet het verhoopte succes behaalde, kocht Keller zelf de niet aan de man geraakte stock van het boek op en stak er zijn kachel mee aan. Hij besloot het boek te herwerken: in de tweede versie schrapte hij al te persoonlijke passages en wijzigde de ontknoping ten goede. Andere cycli van novelles waren Sieben Legenden, een ironische secularisering van 'sacrale' stof, Züricher Novellen (waaronder Der Landvogt von Greiffensee en Das Fähnlein der sieben Aufrechten) en Das Sinngedicht. Waar de jonge Keller nog een romanticus onder invloed van Heine was, ontwikkelde zich in zijn latere periode een zekere maatschappijkritiek: zijn laatste roman, Martin Salander, toont de schaduwzijde van de ontwikkeling van de samenleving. Het vervolg op deze roman is een fragment gebleven.
Keller schreef eveneens een versepos, Der Apotheker von Chamonix. Zowel als dichter als als novellist en romancier heeft Keller, de Zwitserse Goethe, een grote reputatie nagelaten; vooral zijn vermakelijke humor maakt hem een graag gelezen schrijver.
[bewerk] Werken
- 1846 Gedichte
- 1851 Neuere Gedichte
- 1855 Der grüne Heinrich (eerste versie)
- 1856 Die Leute von Seldwyla (novelles, deel I)
- 1872 Sieben Legenden (novelles)
- 1873 Die Leute von Seldwyla (novelles, deel II)
- 1878 Züricher Novellen (novelles)
- 1880 Der grüne Heinrich (tweede versie)
- 1882 Das Sinngedicht (novelles)
- 1883 Gesammelte Gedichte
- 1886 Martin Salander (roman)
Bron(nen): |
|
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Gottfried Keller op Wikimedia Commons. |