Eudicots

Het spraakmakende APG II systeem voor classificatie van bedektzadigen gebruikt de namen eudicots en tricolpates voor een clade, een monofyletische groep. De naam "eudicots" (meervoud, zonder hoofdletter) is gevormd door het botanische voorvoegsel "eu-" (= "echt") te plaatsen voor het engelse woord "dicots".

De naam "tricolpates" verwijst naar het type stuifmeel. Deze groep heeft stuifmeel met drie of meer openingen, die gelokaliseerd zijn in groeven die worden aangeduid als "colpi". Dit in contrast met de overige bedektzadigen die "monosulcaat" stuifmeel hebben, met een enkele opening in een groef met een iets andere vorm. De naam "tricolpates" zou de voorkeursvorm zijn onder de PhyloCode.

Deze clade omvat de planten met díe kenmerken die in de aloude schoolboekjes werden toegeschreven aan de toenmalige tweezaadlobbigen, dus met uitsluiting van de atypische tweezaadlobbigen (zoals waterlelies, magnolias, etc). De vertaling in de 23e druk van de Heukels (die APG II gebruikt) voor "eudicots" is "tweezaadlobbigen". Deze 'nieuwe' tweezaadlobbigen omvatten derhalve aanmerkelijk minder soorten dan de aloude tweezaadlobbigen.

Volgens het APG II systeem bestaan de bedektzadigen naast deze clade uit een andere grote clade, de monocots (in de buitenomgrenzing exact overeenkomend met de eenzaadlobbigen of monocotylen) en een restant. Dit restant wordt bij gelegenheid wel aangeduid als palaeodicots (het engelse "palaeo−" = oud), maar het is beslist geen monofyletische groep. Wel monofyletisch is de belangrijkste groep in deze restgroep, te weten de magnoliids.

Hoofdgroepen in de eudicots (APG II):

• clade eudicots

  clade core eudicots

  clade rosids

  clade eurosids I

  clade eurosids II

  clade asterids

  clade euasterids I

  clade euasterids II

---

Plaatsing van ordes, met in het begin telkens taxa die niet in een clade ingedeeld kunnen worden.

• clade eudicots (in de 23e druk van de Heukels: "Tweezaadlobbigen")

  familie Buxaceae (+ familie Didymelaceae)

  familie Sabiaceae

  familie Trochodendraceae (+ familie Tetracentraceae)

  orde Proteales

  orde Ranunculales

  clade core eudicots (in de 23e druk van de Heukels: "Geavanceerde tweezaadlobbigen")

  familie Aextoxicaceae

  familie Berberidopsidaceae

  familie Dilleniaceae

  orde Gunnerales

  orde Caryophyllales

  orde Santalales

  orde Saxifragales

  clade rosids (in de 23e druk van de Heukels: "Rosiden")

  familie Aphloiaceae

  familie Geissolomataceae

  familie Ixerbaceae

  familie Picramniaceae

  familie Strasburgeriaceae

  familie Vitaceae

  orde Crossosomatales

  orde Geraniales

  orde Myrtales

  clade eurosids I (in de 23e druk van de Heukels: "Fabiden")

  familie Zygophyllaceae (+ familie Krameriaceae)

  familie Huaceae

  orde Celastrales

  orde Cucurbitales

  orde Fabales

  orde Fagales

  orde Malpighiales

  orde Oxalidales

  orde Rosales

  clade eurosids II (in de 23e druk van de Heukels: "Malviden")

  familie Tapisciaceae

  orde Brassicales

  orde Malvales

  orde Sapindales

  clade asterids (in de 23e druk van de Heukels: "Asteriden")

  orde Cornales

  orde Ericales

  clade euasterids I (in de 23e druk van de Heukels: "Lamiiden")

  familie Boraginaceae

  familie Icacinaceae

  familie Oncothecaceae

  familie Vahliaceae

  orde Garryales

  orde Gentianales

  orde Lamiales

  orde Solanales

  clade euasterids II (in de 23e druk van de Heukels: "Campanuliden")

  familie Bruniaceae

  familie Columelliaceae (+ familie Desfontainiaceae)

  familie Eremosynaceae

  familie Escalloniaceae

  familie Paracryphiaceae

  familie Polyosmaceae

  familie Sphenostemonaceae

  familie Tribelaceae

  orde Apiales

  orde Aquifoliales

  orde Asterales

  orde Dipsacales

Noot: "+ ..." = optioneel, eventueel af te splitsen van de voornoemde familie.

Noot 2: de 23ste editie van de Heukels duidt de "basale eudicots" (die dus niet tot de core eudicots horen) aan als "Primitieve tweezaadlobbigen".