Engelbert II van Berg (1185-1225) was een jongere zoon van graaf Engelbert I van Berg en Margaretha van Gelre. Terwijl zijn oudere broer Adolf zijn vader opvolgde als graaf van Berg, was Engelbert sinds 1199 proost in Keulen. Een benoeming tot bisschop van Münster in 1203 wees hij af, maar Engelbert werd toch in 1216 aartsbisschop van Keulen als Engelbert I van Keulen. Toen in 1318 echter zijn broer Adolf III van Berg overleed, voelde de hertog van Limburg zich gemachtigd hem op te volgen in Berg, omdat Imrgard, het enige kind van Adolf, gehuwd was met de latere Hendrik IV van Limburg. Engelbert won het pleit, o.m. dankzij zijn goede relaties met keizer Frederik II en na twee veldslagen, en werd zelf graaf van Berg. Engelbert werd voogd voor Hendrik, de minderjarige opvolger van Frederik II, en kroonde hem tot keizer in Aken in 1222. Aangezien Engelbert voogd bleef, werd hij de machtigste figuur in het Rijk. Hij lag aan de basis van het verlenen van stadsrechten aan o.m. Wipperfürth, Attendorn, Brilon, Siegen, Werl en Herford, en geldt als stichter van het Aartskeulse territorium tussen Maas en Weser ("Hertogdom Westfalen"). In 1225 werd hij vermoord door een verwant op terugweg van Soest naar Keulen. Alhoewel hij door velen als een heilige vereerd werd, is hij nooit officieel heilig verklaard.