Dorische orde
De Dorische orde is ongetwijfeld de oudste van de drie bouworden uit de Griekse oudheid (de andere zijn de Ionische en de Corinthische orde), en heeft als meest typische kenmerk de Dorische zuil. Deze is zeer statig en strak (zoals de Doriërs geacht werden te zijn), slechts 5 à 6 modulen hoog (de "modulus" is de diameter van de zuil aan de basis: alle afmetingen van het gebouw zijn te herleiden tot een breuk of veelvoud van deze modulus), met 16 à 24 cannelures die met een scherpe naad op elkaar aansluiten. Bovenaan heeft de Dorische zuil een eenvoudig kapiteel bestaande uit een vierkante dekplaat (abacus) en een rond "kussen" (echinus).
De zuilschacht rust niet op een voetstuk, maar rechtstreeks op de trap zelf (gewoonlijk bestaande uit drie treden, waarvan de bovenste de stylobaat genoemd werd). Bij de oudste, archaïsche tempels (vb. in Paestum) vertoonde de Dorische zuilschacht naar het midden toe een lichte zwelling (éntasis), waardoor de zuil een karakteristieke sigaarvorm had. De zuilschacht bestaat gewoonlijk uit opeengestapelde zuiltrommels (maar in de Apollotempel van Korinthe zijn het monolithische zuilen!). Boven op de zuilen rust de hoofdbalk (of architraaf) waarop de fries is aangebracht: in de Dorische orde bestaat die uit een ritmische afwisseling van beeldenvelden (metopen) en triglyphen (steenblokken met drie inkervingen of gleuven).
Elementen van de Dorische bouwstijl (de nummers verwijzen naar de afbeelding):
- [1] timpaan (gevelveld) -
- [2] acroterium -
- [3] sima of Cimaas (schuine kroonlijst) -
- [4] geison (horizontale gootlijst) -
- [5] mutulus -
- [7] fries (met afwisselend [8] en [9]) -
- [8] triglief -
- [9] metope -
- [10] regula -
- [11] guttae -
- [12] taenia -
- [13] architraaf -
- [14] kapiteel (met [15] en [16]) -
- [15] abacus -
- [16] echinus -
- [17] zuilschacht -
- [18] cannelure (schaduwgroeve) -
- [19] stylobaat