Dichtersnarcis
Dichtersnarcis | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||
Narcissus poeticus L. (1753) |
|||||||||||||||||
De dichtersnarcis (Narcissus poeticus) is een 30 – 60 cm hoog, overblijvend bolgewas. De drie tot vijf bladeren per plant zijn lintvormig, afgeplat en 20 – 40 cm.
De dichtersnarcis bloeit van april tot juni. De bloemstengels zijn aan de bovenkant geknikt. De bloemen zijn meestal alleenstaand. De bloembuis is 2 – 3 cm lang, en groenachtig. De zes kroonbladeren zijn wit, uitgespreid en 1,5 – 3 cm lang. De bijkroon is schotelvormig, 1 – 3 mm lang, geel met een rode, gefranjerde rand. De vruchten zijn doosvruchten.
De dichtersnarcis is inheems in Zuid-Europa en het westen van de Balkan. Hij komt voor in bergweiden en bossen. Hij is ook als sierplant in cultuur en is hier en daar noordelijker ook ingeburgerd.