Bourbonhervormingen
De Bourbonhervormingen waren een serie maatregelen genemen door de Spaanse kroon in de 18e eeuw (onder het Huis Bourbon) om de politieke en economische controle over Spanje en haar koloniën te vergroten.
Na de overname van de Spaanse kroon door de Bourbons in 1700 en de Spaanse Successieoorlog in 1713 moest Spanje het grootste deel van haar Europese bezittingen overdragen aan Oostenrijk en het Groot-Brittannië toestaan op Spaans-Amerika te handelen. Filips V nam maatregelen om de afname van de Spaanse macht tegen te gaan, het leger te vergroten en de nationale economie te beschermen. Het belangrijkste doel was de macht terug te winnen die de koningen van het Huis Habsburg hadden gedelegeerd naar organisaties als de Rooms-Katholieke Kerk en de gilden. Met de Bourbonhervormingen poogden de Spaanse koningen dus de entititeiten die andere belangen dan die van de kroon verdedigden te elimineren. Men slaagde er echter niet in dehervormingen succesvol door te voeren in de koloniën, die slechts als bron van edelmetaal werden gezien.
Het mislukken van de hervormingen werd duidelijk toen Spanje onder Karel III de Zevenjarige oorlog tegen Groot-Brittannië (1756-1763) verloor. De adviseurs van de koningen stelden hierna gedetaillerdere verslagen over de koloniën op, en maakten duidelijk hier meer op te letten. De nieuwe golf van hervormingen omvatte grotere exploitatie van de hulpbronnen in de koloniën, verhoogde belastingen, het aanleggen van wegen en havens en het vestigen van enkele staatsmonopolies. De koloniale zaken werden geconcentreerd bij één ministerie en de macht in de koloniën werd nog meer bij Spaanse in plaats van Spaans-Amerikaanse bestuurders gelegd. Het enorme Onderkoninkrijk Peru werd gesplitst in drie stukken, waardoor de onderkoninkrijken Nieuw-Granada en Río de la Plata ontstonden. Een van de meest zichtbare effecten was het verjagen van de jezuïeten uit de koloniën.