Variomatic
De variomatic is een continu variabel transmissiesysteem ontwikkeld in de jaren vijftig door DAF. Het systeem wordt ook wel eens Het 'pientere pookje' van DAF genoemd.
[bewerk] Kenmerken
Deze transmissievorm kenmerkt zich door het feit dat het een (theoretisch) oneindig aantal reducties ('traploos') kan bewerkstelligen, waardoor in theorie bij elke voertuigsnelheid het optimale toerental met het beste koppel gekozen kan worden.
Het systeem werkt door middel van een rubber riem met een taps profiel. Deze tapse riem beweegt zowel aan de primaire kant (voorkant, krukas) als aan de secundaire kant (achterkant, wielassen) tussen twee schijven die konisch van vorm zijn en tegen elkaar aanliggen zodat zich tussen deze schijven een wig ('V') vormt. In de schijven zijn gewichten verwerkt die de schijven door centrifugaalkracht bij bepaald toerental of wielsnelheid uit elkaar drijven of bij elkaar duwen, zodat de breedte van de wig verandert. Wanneer de breedte van de wig verandert wordt de tapse riem dieper (fig. 1a) of juist hoger (fig. 1b) tussen de schijven gedwongen, daardoor een andere diameter vormend met als gevolg verandering in reductie (vergelijk de tandwielen voor en achter bij een racefiets).
Om verschillende redenen, zoals de bergrem, het kick-down effect en het overdrive effect, wordt de riemstand naast de centrifugaalkracht met gewichten ook nog gestuurd door een vacuumsysteem dat wordt aangestuurd door een elektromagnetische vacuumklep, die wordt geschakeld door sensoren op het gaspedaal, het rempedaal en de bergremschakelaar op het dashboard.
Alle DAF-personenwagens gebruikten zonder uitzondering deze transmissie. Bij alle modellen behalve de 46 werd het systeem dubbel uitgevoerd, dus met twee riemen. Er was hierdoor geen differentieel nodig.
Het systeem is door Van Doorne Transmissie (VDT) verder doorontwikkeld en is na de overname van DAF door Volvo in 1974 omgedoopt tot CVT, Continu Variabele Transmissie. De doorontwikkelde, veel compactere versie met stalen duwbanden ondervindt toenemende belangstelling in de moderne automobielindustrie.
Bij scooters worden deze koppelingen ook gebruikt. Hierbij is er echter gekozen voor een drukveer die de achterste conische schijven tegen elkaar aan duwt. Bij stilstand staan de achterste schijven (poelies) tegen elkaar aan (zie figuur 1b). De voorste schijven staan van elkaar af (zie figuur 1a). Als door de centrifugaalkracht de voorste schijven naar elkaar toe komen gaat de snaar hoger op de voorste schijven liggen. Hierdoor wordt de snaar dieper de achterste schijven in getrokken. Hierbij komt de drukveer van pas. Als de veer te sterk is kan de snaar niet goed tussen de poelies komen, de achterste schijven blijven dan te strak tegen elkaar aan staan waardoor de snaar er niet tussen kan. Als de veer te zwak is wordt de vertanding te snel zwaarder, hierdoor krijgt de scooter een dip.