Streepmuizen
Streepmuizen Fossiel voorkomen: Vroeg-Plioceen tot heden |
|||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||
Rhabdomys Thomas, 1916 |
|||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||
Mus pumilio Sparrman, 1784 |
Streepmuizen (Rhabdomys) zijn een geslacht van knaagdieren uit de muizen en ratten van de Oude Wereld dat voorkomt van Kenia tot Angola en Zuid-Afrika. Dit geslacht is het nauwst verwant aan Desmomys binnen de Arvicanthis-divisie.[1] Ze hebben een onderbroken verspreiding in koele graslanden.[2] De oudste fossielen (uit Langebaanweg in Zuid-Afrika) stammen uit het Vroeg-Plioceen; daarnaast zijn er Pleistocene fossielen bekend uit Namibië en Zuid-Afrika.[1]
In een artikel uit 1905 werd de morfologische variatie binnen het geslacht geanalyseerd, wat leidde tot de erkenning van vier verschillende vormen, die als ondersoorten werden beschouwd, hoewel de auteur al aangaf dat deze vormen mogelijk aparte soorten waren. Van toen af werd er slechts één soort erkend in dit geslacht.[1] Een genetische analyse uit 2003 gaf echter aan dat er grote verschillen bestaan tussen minstens twee soorten: de streepmuis (R. pumilio), die in drogere graslanden voorkomt, en R. dilectus, die in nattere gebieden leeft. De streepmuis leeft in Botswana, Namibië, Zuidwest-Angola en het westen van Zuid-Afrika, R. dilectus van oostelijk Zuid-Afrika tot Angola en Kenia. Deze soorten verschillen ook in vachtkleur (R. dilectus is veel donkerder van kleur) en karyotype (R. dilectus heeft 2n=46-48 R. pumilio 2n=48.[3]
Een duidelijk kenmerk van dit geslacht zijn de vier zwarte strepen op de rug. De rest van de rug is roodbruin tot donkergrijsbruin, de onderkant wit. De oren zijn rood- of geelbruin. Zoals bij veel knaagdieren is de bovenkant van de staart donkerder dan de onderkant. De totale lengte bedraagt 20 tot 26,4 cm, de staartlengte 8,5 tot 12 cm en het gewicht 32 tot 55 gram.[4]
In zuidelijk Afrika is de paartijd meestal van september tot april, maar sommige populaties van R. pumilio planten zich ook in de winter voort. Na een draagtijd van 25 dagen worden tot negen (gemiddeld zes) jongen geboren. Jonge dieren kunnen zich na twee maanden voortplanten. Deze dieren zijn overdag actief. Het dier graaft holen, waarvan het de ingang verbergt. Ook bouwt het ronde nesten (12 cm lang, 9 cm hoog) bij de grond. Tijdens de paartijd vormen de dieren territoria.[4]
[bewerk] Literatuur
- ↑ 1,0 1,1 1,2 Musser, G.G. & Carleton, M.D. 2005. Superfamily Muroidea. Pp. 894-1531 in Wilson, D.E. & Reeder, D.M. (eds.). Mammal Species of the World: a taxonomic and geographic reference. 3rd ed. Baltimore: The Johns Hopkins University Press, 2 vols., 2142 pp. ISBN 0-8018-8221-4
- ↑ Kingdon, J. 2004. The Kingdon Pocket Guide to African Mammals. Londen: A & C Black, 272 pp. ISBN 0-7136-6981-0
- ↑ Rambau, R.V., Stanyon, R. & Robinson, T.J. 2003. Molecular genetics of Rhabdomys pumilio subspecies boundaries: mtDNA phylogeography and karyotypic analysis by fluorescence in situ hybridization. Molecular Phylogenetics and Evolution 28:564-575. (De auteurs werden in het oorspronkelijke artikel in een verkeerde volgorde aangegeven, maar dat is gecorrigeerd in Molecular Phylogenetics and Evolution 31:805.)
- ↑ 4,0 4,1 Apps, P. (ed.) 1997. Smithers' Mammals of Southern Africa: A Field Guide. Shrewsbury, England: Swan Hill Press, xvi+364 pp. ISBN 1-85310-910-X