Ojibwa
De Ojibwa of Chippewa zijn een stam van inheemse Amerikanen, na de Cherokee en Navajo de grootste groep Indianen in de Verenigde Staten. Zo'n 100.000 van hen wonen in de staten Michigan tot aan Montana. Ongeveer 76.000 wonen in Canada. Ze staan vooral bekend om hun kano's en rijstteelt. De Ojibwa zijn ook de enige stam die de Sioux verslagen hebben. De meeste Ojibwa waren jagers en verzamelaars. Hun woningen (de waaginogan) maakten ze van berkenbast en wilgen. Ze kenden ook een soort schrift, dat gebruikt werd bij religieuze riten van de Midewin, en dat geschreven werd op rollen van boombast.
Toen de Europese kolonisten de eerste Ojibwa in de 17e eeuw tegenkwamen, leefde de stam vooral bij het Bovenmeer in Michigan. Ze kregen wapens van de Fransen, waarmee ze de Fox naar Wisconsin verjoegen en de Dakota over de Mississippi dreven. Uiteindelijk bereikten de Ojibwa de Turtle Mountains in het huidige North Dakota.
De Ojibwa hadden al lange tijd een verbond met de Ottawa en de Potawatomi, en vochten tegen de Sioux en de Iroquoi. Ze veroverden oostwaarts meer land tot aan Lake Huron. Tijdens de Zevenjarige Oorlog tussen de Fransen en de Indianen kozen de Ojibwa de partij van de Fransen, en in de Oorlog van 1812 voor de Britten. Op 8 juli 1822 schonk de stam een groot stuk land in Ontario aan het Verenigd Koninkrijk.
Inhoud |
[bewerk] Locatie
Hun thuislanden lagen ver ten noorden van de gebieden waar zich de kolonisten vestigden en daardoor hebben de overwinningen die Ojibway op hun vijanden behaalden nooit de juiste erkenning gekregen.
Het feit dat er zoveel verschillende namen voor de stam waren en dat er zoveel divisies waren heeft er toe bijgedragen dat nooit precies duidelijk was hoe groot de stam van de Ojibway was. Daar komt nog bij dat de Ojibway zelden met de Amerikanen vochten en ook niet vaak als stam bij de oorlogen tussen de Fransen en Engelsen betrokken waren. Als de Chippewa sloten zij meer verdragen met de Amerikanen dan welke stam dan ook, alleen al met de Engelsen en Fransen en de Canadezen sloten zij meer dan 30 verdragen.
De Europeanen kwamen in de bovengebieden van de Grote meren om in bont te handelen, en toen zij de gronden van de Ojibway zagen achtte zij deze niet geschikt om te bebouwen, van kolonisatie was dan ook voorlopig geen sprake. Later bezochten de blanken het gebied ook voor de mineralen grondstoffen en voor de houtkap, maar tot op de dag van vandaag is het nog steeds een dun bevolkt gebied.
Als gevolg van deze feiten slaagden de Ojibway er goed in hun Culturele erfgoed in stand te houden.
[bewerk] Cultuur
De cultuur van de stam bestond voornamelijk uit de zogenaamde boscultuur, maar omdat er zoveel groepen waren die verspreid over een groot grondgebied leefden waren er wel onderlinge verschillen. Zoals alle indianen pasten de Ojibway zich aan de omstandigheden aan. Zoals de Bungee (Plains Ojibway) die,nadat ze de noordelijke vlakten hadden bereikt de bizon cultuur adopteerden en zo ontstonden er grote verschillen tussen hen en de andere Ojibway. Deze verschillen ontstonden vooral op het gebied van kleding, kunst en ceremonieën.
In het zuidelijk deel van het gebied van de Ojibway waren de dorpen groot en permanent bewoond en verbouwde zij maïs, quorn en bonen en ook tabak. De meeste Ojibway woonden echter in het gebied van de Grote meren waar zij landbouw bedreven, het seizoen was er kort en de oogsten waren vaak slecht. Zij waren dus genoodzaakt ook te jagen en verzamelen. Zij verzamelden onder andere wilde rijst en Maple siroop.
De Bos Ojibway hadden geen zout tot hun beschikking, dus gebruikte ze over het algemeen deze siroop om hun voedsel mee te conserveren en het ermee op smaak te brengen.
De Ojibway waren goede jagers en stropers en dit waren eigenschappen die ook van pas kwamen bij het voeren van oorlog. Ook het vangen van vis en dan met name steur was een goede aanvulling op hun dieet en werd op een gegeven moment steeds belangrijker voor de noordelijkste stammen.
Over het algemeen gebruikte de bos Ojibway bijna geen paarden en ook jaagden zij weinig op de Bizon. Honden waren eigenlijk hun enige huisdieren en ze waren bij hun feesten een belangrijk gerecht. De Ojibway gebruikte berkenbast voor vele doeleinden. Zij maakten er potten en pannen van en ook werd de bast gebruikt om er kano’s van te maken. Deze kano was een stuk lichter in gebruik dan de uitgehakte kano die de Dakota gebruikten en ze waren ook veel sneller. Ook werd de berkenbast gebruikt om er hun Wigwams mee te bekleden.
De zomerkleding van de Ojibway bestond uit gelooid leer waaraan in de winter bontstukken werden toegevoegd. De mannen droegen hemden en beide seksen droegen broeken. Hun mocassins waren typisch met een gepofte naad, zo kwamen ze ook aan hun naam. Ze waren meestal rood, geel blauw of groen gekleurd. De lange koude winters dwongen de Ojibway lange tijd in hun wigwams te verblijven, al waar zij zich bezig hielden met het maken van ingewikkelde borduurpatronen en ontwerpjes gemaakt van elandshaar. Over het algemeen droegen de mannen en vouwen hun haar lang en gevlochten, sommige mannen droegen een scalplok. De Ojibway scalpeerden soms, maar over het algemeen werden hun vijanden meteen gedood en niet gemarteld. Polygamie was niet de gewoonte. Hun sociale organisatie bestond uit de 15 tot 20 clans en vaak breidde de contacten zich uit tot buiten de eigen clan.
Voordat het eerste contact met de blanken daar was, waren de taal en de familiebanden het enige wat de bands aan elkaar verbond en zij heetten toen de Anishinabe. De levensstijl van jagen en verzamelen vereiste van hen dat zij zich opsplitste in kleine bands, die volgens een vast patroon rondtrokken om zo optimaal gebruik te maken van het geen de natuur hen gaf. In de winter werden zij opgesplitst in uitgebreide familie groepen en bewoonden zij kleine geïsoleerde dorpjes. Dit stelde de jagers in staat een groot gebied te bejagen zonder de andere groepen voor de voeten te treden..
Tijdens de warmere maanden, verzamelde de groepen zich tot bands van zo’n 300-400 mensen op een bekende plaats waar voldoende vis en andere voedingsbronnen aanwezig waren. Er was bijna geen sprake van een centrale organisatie en de macht van de door erfopvolging benoemde Chiefs bleef beperkt tot hun eigen band. Een stammenraad vond zelden plaats, alleen als verschillende bands een gezamenlijke vijand tegemoet gingen. Dit veranderde wel toen de bonthandel met de Fransen begon en verschillende stammen zich hiermee gingen bemoeien. Zoals al gezegd waren de Ojibway goede stropers en jagers en het bont van de bevers was als gevolg van de strenge winter van betere kwaliteit en kleur dan in andere gebieden.
[bewerk] Bonthandel
De Ojibway waren zo intensief bij de bonthandel betrokken dat de Fransen hun taal, de onofficiële taal van de bonthandel bij de noordelijke grote meren maakten.
Zowel de Ojibway als de Fransen vaarden wel bij de bonthandel. De Bonthandel bracht de Ojibway Wapens en de wapens brachten de Ojibway welvaart en macht. Maar tegelijkertijd werden ze ook afhankelijk van de Fransen met hun handel en goederen.
Omdat zij onderhandelden met de Fransen werd de macht van de Chiefs steeds groter, de bands groeiden en ze begonnen op steeds grotere schaal met elkaar samen te werken en dit vooral tijdens de Beaver Wars(1630-1700) tegen de Iroquois. Deze ontstane traditionele banden droegen ook bij aan de gemeenschappelijke eenheid en aan het gemeenschappelijke doel.
[bewerk] Naslagwerken
- F. Densmore, Chippewa Customs (1929)
- H. Hickerson, The Chippewa and Their Neighbors (1970)
- R. Landes, Ojibwa Sociology (1937)
- R. Landes, Ojibwa Woman (1938)
[bewerk] Gerelateerde onderwerpen
- Lijst van Noord-Amerikaanse indianen
- Sioux
- Kolonisatie van Noord-Amerika
[bewerk] Externe links
Bron(nen): |