Lama (dier)
Lama | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Lama glama Linnaeus, 1758 |
|||||||||||||
De lama (Lama glama), soms ook schaapskameel genoemd, is een gedomesticeerd Zuid-Amerikaans hoefdier uit de familie der kameelachtigen (Camelidae). Behalve de gedomesticeerde lama bestaan er nog drie soorten lama's, de vicuña (Vicugna vicugna), de alpaca (Vicugna pacos) en de guanaco (Lama guanicoe). De guanaco is de nauwst nog levende verwant van de lama, en mogelijk de wilde voorouder. Het is echter ook mogelijk dat de lama afstamt van een aan de guanaco verwante wilde lamasoort, die tegenwoordig in het wild is uitgestorven. Alle lamasoorten zijn nauw verwant aan elkaar en de hybrides zijn vruchtbaar. De lama kan zelfs hybridiseren met de kameel. Een kruising tussen een lama en een kameel wordt cama genoemd.
De lama werd tussen de 4000 en 5000 v. Chr. gedomesticeerd door de Inka's, die de dieren hielden als lastdier, maar ook voor de wol, het vlees en de mest. De lama is een ideaal lastdier in de bergen: hij kan overleven tot op 4000 meter hoogte en 25 tot 60 kilogram dragen over een afstand van 15 tot 30 kilometer per dag. Door lama's als lastdier te gebruiken, konden de Inka's handel bedrijven over grotere afstanden. Karavanen lama's werden gebruikt om koopwaar, goud en zilver te vervoeren.
Wereldwijd leven er zo'n 3,7 miljoen lama's. In de Andes van Ecuador, Peru, Bolivia, Chili en Noordwest-Argentinië. Hier komt hij het meest voor. Vooral in Bolivia komt hij nog veelvuldig voor: geschat wordt dat hier zo'n 70% van de totale populatie leeft. De lama wordt in Zuid-Amerika traditioneel gebruikt als lastdier en wolleverancier, maar hij wordt hier meer en meer vervangen door de moderne vervoermiddelen en door het schaap als leverancier van wol en vlees. In afgelegen gebieden wordt hij echter nog wel gebruikt. Ook buiten Zuid-Amerika, in de Verenigde Staten, Europa (voornamelijk Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië), Australië en Nieuw-Zeeland, wordt de lama gehouden, voornamelijk als gezelschapsdier, maar ook voor de wol. Eind negentiende, begin twintigste eeuw werd het houden van exotische dieren een modeverschijnsel op de Europese landgoederen, waar lama's naast dieren als zebra's, struisvogels, antilopen, kangoeroes en zelfs roofdieren gehouden werden.
De lama heeft een schofthoogte van 109 tot 119 centimeter, een kop-romplengte van 120 tot 225 centimeter en een lichaamsgewicht van 130 tot 155 kilogram. De vacht bestaat uit dikke wol. Het gezicht is dunner behaard. De vachtkleur varieert van wit via roodbruin en grijs tot zwart, zowel effen als gevlekt. Er zijn twee rassen, de chaku en de ccara. De chaku, het meer algemene ras, heeft een vrij lange, wollige vacht, de ccara een zeer korte vacht.
Een lama staat bekend om zijn typische reactie tegenover (vermeend) gevaar, namelijk spuwen in de richting van zijn belager. Het zure en stinkende uitgespuwde speeksel bestaat gedeeltelijk uit halfverteerd voedsel uit de maag.
De lama voedt zich met allerlei planten en grassen die groeien in de bergen. Hij deponeert zijn uitwerpselen meestal op een vaste plaats. De meeste vrouwelijke lama's planten zich voort als ze een jaar of twee zijn. Één jong wordt geboren na een draagtijd van 348 tot 368 dagen. Bij de geboorte weegt het zo'n acht tot zestien kilogram.
[bewerk] Externe links
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Lama glama op Wikimedia Commons. |