Jacob van Ruisdael
Jacob Isaacsz. van Ruisdael (1628 - 1682) was een Nederlands landschapschilder uit Haarlem.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
Er is veel speculatie over het leven van Jacob, zo zijn alleen al zijn geboortedatum en sterfplek punten van hevige discussie onder de deskundigen. Ondanks deze onenigheid is er een duidelijk beeld te geven van zijn leven en werk.
Jacob werd geboren als zoon van Isaac, een onfortuinlijke kunstschilder en lijstenmaker en als neefje van Salomon van Ruisdael, de bekende landsschapsschilder. Jacob groeide zodoende op in het schildersmilieu van Haarlem. Jacobs familie staat ook bekend onder de naam ‘de Goyer’ naar hun afomst uit het Gooiland. Isaac veranderde zijn naam in van Ruisdael. Zijn vader, oom en hun contacten waaronder Jan van Goyen hebben grote invloed gehad op de ontwikkeling van Jacob.
Jacob treedt toe tot het schildergilde van Haarlem, het Sint-Lucasgilde, in 1648, een jaartal waarvan we zeker zijn. De regels van het gilde geboden dat iemand eerst drie jaar de status van leerling kreeg en vervolgens minstens een jaar als ‘vrije gast’ werd aangeduid. Enkel vrije gasten hadden het recht hun werk te signeren. Omdat Jacobs werk vanaf 1646 gesigneerd was, kunnen we aannemen dat hij van 1643 tot 1646 leerling was en vervolgens van 1646 tot 1648 ‘vrije gast’. Jacobs talent was op jonge leeftijd al duidelijk en we kunnen er dus van uitgaan dat zo gauw hij de minimumleeftijd van 20 had bereikt, hij toegelaten werd tot het gilde.
In 1646 begon Jacob te reizen. Deze reizen resulteerden in een aantal schilderijen. In 1646 reisde hij met zijn vader naar Egmond aan Zee waar ze beiden schilderen. In 1647 reisde hij naar Naarden en in 1647 naar Rhenen. In 1650 maakte hij een reis naar Bentheim aan de Duits-Nederlandse grens waarvan hij een groot aantal schilderijen met slot Bentheim maakte, samen met zijn vriend Nicolaes Berchem. Hierna reisde hij naar zijn familie in Alkmaar.
Rond 1656 stopte Jacob met zijn studiereizen en verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij in 1659 burgerrechten kreeg. Hij nam daar een aantal leerlingen onder zijn hoede waarvan de meest succesvolle Meyndert Lubbertz. is, ook wel bekend als Meindert Hobbema. Rond 1660-1661 neemt hij Hobbema mee naar de Duits-Nederlandse grens, een reis die grote impact had op de ontwikkeling van Hobbemas. Ruisdael genoot hoog aanzien in Amsterdam.
Naast schilder schijnt Jacob ook te hebben gewerkt als chirurg. Er zijn mensen die beweren dat hij daarvoor ook opgeleid was maar de meeste wetenschappers zijn het hiermee oneens. Veel over zijn chirurgenloopbaan is onduidelijk. Wel kunnen we vaststellen dat in die tijd een vaste hand het belangrijkste criterium voor een chirurg was.
Waar Jacob gestorven is, in Amsterdam of Haarlem is ook onduidelijk. Hij ligt in ieder geval begraven in de St. Bavokerk. Ook zijn er verhalen dat Jacob in armoede is gestorven, maar dit is waarschijnlijk een verwisseling met zijn neef Jacob Salomonsz. van Ruisdael die wel onder armoedige omstandigheden aan zijn eind gekomen.
[bewerk] Zijn werk
Jacobs vroege werken zijn gemaakt in de omgeving van Haarlem en laten duidelijk de invloeden van zijn vader en oom zien, maar ook van Cornelis Vroom. Tijdens zijn studiereizen kwam hij in aanraking met ruigere landschappen. Dit beïnvloedde zijn werk blijvend en hij beeldde met grote regelmaat ruige woeste landschappen af met daarin watervallen, naaldbossen en heuvels onder stormachtige luchten. Boslandschappen met grote centrale motieven van ruïnes, watermolen en oude eiken behoren tot zijn oeuvre. Van grote invloed op deze periode was ook het werk van Allart van Everdingen. In Amsterdam schilderde Ruisdael ook stadsgezichten in vogelvlucht en winterse taferelen. Mensfiguren zijn zeer spaarzaam in zijn werken aangebracht door zijn leerlingen.
Typisch aan Ruisdaels werk is dat het geen directe weergave van de werkelijkheid is. De landschappen zijn poëtischer, imposanter en dramatischer dan in werkelijkheid en zijn nauwkeurig gecomponeerd. Dit was in tegenstelling tot de meeste tijdgenoten die redelijk realistisch mooie werken wilden maken. Ruisdaels belangrijkste werken zijn Molen bij Wijk bij Duurstede (circa 1670) en De Joodse begraafplaats (1655-1660). De Joodse Begraafplaats is zoals al Ruisdaels werk nauwkeurig gecomponeerd en dus geen weergave van de werkelijkheid. Het enige wat we kunnen terugvoeren op de werkelijkheid zijn de graftombes, die komen van de Joodse Begraafplaats in Amsterdam. Hier is ook de diepere christelijke ondertoon zeer duidelijk. Er is een melancholie aanwezig die helemaal teruggrijpt op Giorgiones 'tragische visie'. De boodschap in het schilderij is dat er niets op aarde eeuwig is. De mens en alle andere zaken zijn nietig. Zelfs de kerk en de graven zijn ruïnes op het schilderij. De regenboog kan worden opgevat als de belofte van vergiffenis en zaligheid door middel van geloof. Dit idee is waarop de romantiek 150 jaar later doorging. Verschil met de romantiek is dat bij Ruisdael God los staat van zijn creatie in plaats van er deel van uitmaakt.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Verder lezen
Rijksmuseum Amsterdam heeft een paar van zijn werken in zijn bezit waaronder De Molen bij Wijk bij Duurstede
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Jacob Isaaksz. van Ruisdael van Wikimedia Commons. |