D en T in de Nederlandse spelling
De correcte Nederlandse spelling van D of T op het eind van een woord in het Nederlands levert voor sommigen problemen op. Dit geldt met name voor de spelling van vormen van werkwoorden. Dit artikel probeert op een eenvoudige manier een overzicht te geven van alle spellingsregels waar op gelet moet worden om fouten met D en T in werkwoorden voortaan te vermijden.
Inhoud |
[bewerk] Onvoltooid tegenwoordige tijd
[bewerk] Standaard altijd "stam + t"
Om te kunnen begrijpen hoe werkwoordsvormen gespeld worden, beginnen we met het bekijken van een tabelletje met persoonsvormen in de onvoltooid tegenwoordige tijd. De onvoltooide tegenwoordige tijd, ook wel afgekort tot o.t.t., beschrijft handelingen die op dit moment aan de gang zijn. Voor het bepalen of een woord op een D of een T moet eindigen, is de o.t.t. het meest eenvoudig te begrijpen. Hieronder volgt een voorbeeldje met vijf werkwoorden; "wandelen", "zingen", "typen", "vinden" en "worden".
Wandelen | Zingen | Typen | Vinden | Worden | Leven | Pakken | Verhuizen | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
stam | wandel- | zing- | typ- | vind- | word- | leev- | pak- | verhuiz- |
ik stam | ik wandel | ik zing | ik typ | ik vind | ik word | ik leef | ik pak | ik verhuis |
jij stam+t; stam jij? | jij wandelt; wandel jij? | jij zingt; zing jij? | jij typt; typ jij? | jij vindt, vind jij? | jij wordt; word jij? | jij leeft, leef jij? | jij pakt; pak jij? | jij verhuist, verhuis jij? |
hij stam+t | hij wandelt | hij zingt | hij typt | hij vindt | hij wordt | hij leeft | hij pakt | hij verhuist |
Voor ieder van bovenstaande vervoegingen in de tabel geldt, dat de persoonsvormen bestaan uit stam en stam+t. Bovenaan ieder rijtje vervoegingen is de "stam" van het werkwoord te vinden. Deze bestaat ruwweg uit het hele werkwoord, min de letters "-en" [1].
In de bovenstaande tabel staat in feite het volgende: Bij de "ik-vorm" (eerste persoon enkelvoud, je spreekt over jezelf) bestaat de persoonsvorm alleen uit de stam. Bij de "jij-vorm" (tweede persoon enkelvoud, je spreekt tegen iemand) zijn er twee mogelijkheden: Komt de persoon "jij" in de zin vóór de persoonsvorm "wandelen", dan gebruik je stam+t. Komt de persoon echter ná de persoonsvorm, dan gebruik je alleen de stam. Bij de "hij-vorm" (derde persoon enkelvoud, je spreekt tegen iemand over iemand anders), gebruik je altijd stam+t.
Ter illustratie:
- Ik zing graag een liedje onder de douche.
- Persoon: "ik", werkwoord: "zingen", alleen de "stam" gebruiken levert "zing".
- Jij zoekt straks vast het eerste kivietsei.
- Persoon: "jij", werkwoord: "zoeken", de persoonsvorm komt in de zin pas ná de persoon, dus "stam+t" gebruiken levert "zoekt"
- Harm werkt op de boerderij.
- Persoon: "Harm", werkwoord: "werken", Harm is iemand anders, dus wordt de "hij-vorm" gebruikt, ofwel altijd "stam+t"
- Het gebeurt voor je er erg in hebt.
- Persoon: "Het", werkwoord: "gebeuren", 'Het' is iets/iemand anders, dus wordt de "hij-vorm" gebruikt, ofwel altijd "stam+t"
- Kijk je ook wel eens naar Samson en Gert?
- Persoon: "jij", werkwoord: "kijken", de persoonsvorm komt in de zin vóór de persoon, dus "stam" gebruiken levert "kijk"
- Vindt je vader het eigenlijk wel goed als we komen?
- Een instinker; de persoon in dit voorbeeld is niet "je", maar "je vader". Je vader is iemand anders, dus wordt de "hij-vorm" gebruikt, ofwel altijd "stam+t"
Een opmerkelijk verschijnsel in de tabel is dat bij leven en verhuizen de stammen "leev-" en "verhuiz-" op een v en een z eindigen, maar dat dit niet is terug te zien in de vervoegingen. Omdat de letters v en z op het eind moeilijk zijn om uit te spreken, zijn ze bij de ik-, de jij- en de hij-vorm door een f en een s vervangen.
[bewerk] Uitzonderingen op "stam + t"
Op de "stam+t"-regel zijn er twee uitzonderingen:
- Werkwoorden waarvan de stam op een -t eindigt, zoals hinten, mesten, lanterfanten en neerzetten. Volgens de stam+t-regel zou te verwachten zijn dat er, net zoals bij (hij) loop+t ook (hij) mestt zou ontstaan. Er is echter afgesproken dat een medeklinker aan het eind van een woord niet hoeft te worden verdubbeld.
- De onregelmatige werkwoorden. Hierboven hebben we ons steeds beperkt tot werkwoorden waarbij de stam bij de ik-, de jij-, de hij- en de u-vorm niet verandert. Dit zijn de zogenaamde "regelmatige werkwoorden". Het Nederlands kent echter ook zes onregelmatige werkwoorden, waarbij de stam wél verandert. Twee voorbeelden zijn de werkwoorden "zijn" en "kunnen". In plaats van "ik is, jij ist, hij ist, wij issen" en "ik kun, jij kunt, hij kunt, wij kunnen" hebben deze woorden hun eigen vervoegingen.
[bewerk] Onvoltooid verleden tijd
De moeilijkheden met D en T beginnen bij de onvoltooid verleden tijd. De onvoltooid verleden tijd, ook wel afgekort tot o.v.t., beschrijft handelingen die in het verleden aan de gang waren. We kijken weer naar dezelfde regelmatige werkwoorden als in de vorige paragraaf om te zien hoe de woorden vervoegd worden.
Wandelen | Zingen | Typen | Vinden | Worden | Leven | Pakken | Verhuizen | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
stam | wandel- | zing- | typ- | vind- | word- | leev- | pak- | verhuiz- |
ik stam | ik wandelde | ik zong | ik typte | ik vond | ik werd | ik leefde | ik pakte | ik verhuisde |
jij stam+t; stam jij? | jij wandelde; wandelde jij? | jij zong; zong jij? | jij typte; typte jij? | jij vond, vond jij? | jij werd; werd jij? | jij leefde, leefde jij? | jij pakte; pakte jij? | jij verhuisde, verhuisde jij? |
hij stam+t | hij wandelde | hij zong | hij typte | hij vond | hij werd | hij leefde | hij pakte | hij verhuisde |
In bovenstaande tabelletjes worden de drie mogelijkheden getoond waarin de verleden tijd kan voorkomen:
- De onvoltooid verleden tijd wordt gevormd door de uitgang "-de" achter de stam
- De onvoltooid verleden tijd wordt gevormd door de uitgang "-te" achter de stam
- De onvoltooid verleden tijd is een nieuw woord geworden
De werkwoorden waarbij de o.v.t. gevormd wordt door -de(n) of de "stemloze tegenhanger" -te(n) achter de stam te zetten, worden "zwakke werkwoorden" genoemd, en de werkwoorden waarbij de o.v.t. een nieuw woord is geworden, noemt men ook wel de "sterke werkwoorden". Die sterke werkwoorden kunnen we in het D/T-verhaal buiten beschouwing laten.
Wanneer wordt er nu -de en wanneer -te gebruikt? De stemloze tegenhanger -te(n) komt alleen voor na stammen die eindigen op een stemloze medeklinker. Het Nederlands kent drie stemloze plofklanken: /p/, /t/ en /k/, en drie stemloze wrijfklanken: /f/, /s/ en /ch/. Deze zes medeklinkers worden teruggevonden in het ezelsbruggetje 't Kofschip, ook wel 't fokschaap. Als een stam eindigt op een van de medeklinkers uit deze woorden, krijgt de verleden tijd dus -te(n). Bij alle andere zwakke werkwoorden eindigt de o.v.t. op -de(n). Op grond van deze regel is het straf+te maar leef+de , las+te maar verhuis+de. De laatste letter van de stam van leven is een v, die van verhuizen een z. Weliswaar schrijven we 'ik leef' en 'ik verhuis', maar dat is op grond van een uitzonderingsregel (geen v of z op het einde van een woord).
Ter illustratie:
- Je wandelde na afloop van je werk meteen de kroeg in.
- Persoon: "Je", werkwoord: "wandelen", de "stam" eindigt op een "l" (wandel-), en die zit niet in 't Kofschip
- Ik leefde helemaal op toen ik bezoek kreeg in het ziekenhuis.
- Persoon: "Ik", werkwoord: "leven", de "stam" eindigt op een "v" (leev-), en die zit niet in 't Kofschip
- De scholier typte zijn verslag letterlijk over van wikipedia.
- Persoon: "de scholier", werkwoord: "typen", de stam eindigt op een "p" (typ-), en die zit wél in 't Kofschip
- De wikipediaan zette de bloemetjes buiten tijdens de wikimeet.
- Persoon: "de wikipediaan", werkwoord: "zetten", de stam eindigt op een "t" (zet-), en die zit wél in 't Kofschip.
[bewerk] Voltooid deelwoord
Wie uit de voeten kan met het samenstellen van de onvoltooid verleden tijd, kan nu ook met het voltooid deelwoord uit de voeten. Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden eindigt op een -d als de verleden tijd -de(n) heeft, en op een -t als de verleden tijd -te(n) heeft: gewandeld, gefietst, verhuisd, gebeurd.
Ter illustratie:
- Je bent na afloop van je werk meteen de kroeg in gewandeld
- Persoon: "Je", deelwoord: "wandelen", de "stam" eindigt op een "l" (wandel-), en die zit niet in 't Kofschip
- Vorige week ben ik naar Almere verhuisd
- Persoon: "Ik", deelwoord: "verhuizen", de "stam" eindigt op een "z" (verhuiz-), en die zit niet in 't Kofschip
- Het ongeluk is gebeurd vóór iemand er erg in had.
- Persoon: "het ongeluk", deelwoord: "gebeuren", de stam eindigt op een "r" (gebeur-), en die zit niet in 't Kofschip.
- De schrijver had zijn hele werkstuk getypt op een antieke Remington.
- Persoon: "de schrijver", deelwoord: "typen", de stam eindigt op een "p" (typ-), en die zit wél in 't Kofschip
- Hij voelt zich gepakt door de belastingdienst.
- Persoon: "hij", deelwoord "pakken", de stam eindigt op een "k" (pak-), en die zit wél in 't Kofschip
[bewerk] Zie ook
Bron(nen): |
De tekst op deze pagina of een eerdere versie daarvan is afkomstig uit Bijlage 1 van het Spellingbesluit, via de website van de Nederlandse overheid |