Christene Volkspartij
De Christene Volkspartij (niet te verwarren met de latere Christelijke Volkspartij) was de eerste christendemocratische partij in België.
[bewerk] Ontstaan
De eerste vergadering van de stichters, christen-democraten uit de streek van Ninove, die zich Roelanders noemden: Vanlangenhaeke, Van de Velde, De Backer, Lambrecht, Sterck, De Pelsmaecker en - de uit Aalst uitgenodigde - Pieter Daens, had plaats op 15 april 1893 te Okegem. Een week later werd (opnieuw in Okegem) besloten een Christene Volkspartij op te richten. Op het eind van dezelfde maand werd een derde maal samengekomen, dit keer te Ninove. Op deze vergadering was, op verzoek van de Roelanders, niet alleen Pieter Daens aanwezig, maar ook diens broer, priester Adolf Daens. Aan Adolf Daens werd toen gevraagd het programma van de Christene Volkspartij op te stellen. In juli 1893 werd, te Aalst, definitief het programma van de Christene Volkspartij, opgesteld door Adolf Daens, goedgekeurd. Het partijprogramma werd op 30.000 exemplaren gedrukt en over heel het Aalsterse arrondissement verspreid.
[bewerk] Evolutie
De partij zocht aanvankelijk toenadering tot de conservatieve Katholieke Partij, die op dat ogenblik de macht hadden. Dezen wilden echter niet weten van de sociale kant van de Christene Volkspartij en Daens zocht en vond toenadering bij de socialisten en liberalen uit Aalst.
In 1894 nam de partij deel aan de verkiezingen, maar Daens werd niet verkozen door onregelmatigheden bij de telling. De uitslag van het arrondissement Aalst werd nietig verklaard en de verkiezingen werden overgedaan in het arrondissement. Zo werd hij toch nog verkozen waardoor hij op 9 december 1894 kamerlid werd.
Overal in het land werden daensistische kernen opgericht, die heel pragmatisch allianties vormden, nu eens met andere katholieken, dan weer socialisten en/of liberalen.
De Christene Volkspartij werd gekenmerkt door verschillende punten. Enerzijds probeerde ze een brug te slaan tussen de goddeloze socialisten en de conservatieve kapitalistische katholieken en liberalen, anderzijds vertoonde ze solidaristische trekjes en zette zich af tegen zowel marxisme als het harde kapitalisme. Hoewel dit niet tot de doelstellingen van de partij hoorde, was ze naar toenmalige normen uiterst Vlaamsgezind. Ook haar radicaal-populistische stijl en haar kritische houding t.o.v. het gevestigde gezag waren afwijkend van andere christen-democratische stromingen.
Haar kiespubliek was zeer gevarieerd, maar niet zeer uitgebreid. Het ging van liberale fabrieksdirecteurs tot socialistische paupers, van antiklerikaal tot stevig paaps. Haar groei was vooral te danken aan de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht, dat er in 1893 onder druk van de socialisten was gekomen.
Gaandeweg ging de daensistische beweging zich meer interesseren voor allerlei wantoestanden in de administratie, waar ze zich eerst richtte op de arbeidsomstandigheden. Zo fuseerde ze na de Eerste Wereldoorlog bijna compleet met de Vlaamse beweging.