Boedzjak
De Boedzjak (Oekraïens: Буджак, Roemeens: Bugeac) is een steppe-achtige streek aan de Zwarte Zee, grotendeels behorend tot Oekraïne en voor een kleiner deel tot Moldavië. Landschappelijk is dit gebied tussen de mondingen van de Donau en de Dnjestr de noordelijke voortzetting van de Dobroedzja.
De Boedzjak omvat het zuidelijke gedeelte van het voormalige Bessarabië, dat tot 1812 vooral door Turken en Tataren werd bevolkt en tot dat jaar tot het Ottomaanse Rijk behoorde. De naam van het gebied is dan ook Turks en betekent "hoek". De Tataren verschenen in de 17e eeuw vanuit de steppen aan de Kaspische Zee: deze Boedzjak-Tataren vormden een van de Nogay-horden, die onder bescherming stonden van het kanaat van de Krim en vanaf 1770 van Rusland.
Onder Russisch gezag werd het gebied na 1812 sterk gerussificeerd, maar kreeg daarnaast ook een grote instroom van Duitse immigranten te verwerken. Zij zouden er tot de Tweede Wereldoorlog blijven wonen en hun dorpen zijn tot op heden herkenbaar. Ook de Gagaoezen (christenen die een Turkse taal spreken) zijn vanaf de 19e eeuw in dit gebied komen wonen, evenals een tamelijk groot aantal Bulgaren. Deze beide groepen wonen er nog steeds.