Abraham Asscher
Abraham Asscher (Amsterdam, 19 september 1880 - 2 mei 1950) was een Nederlandse diamantair, politicus en tijdens de Tweede Wereldoorlog een van de twee voorzitters van de Joodsche Raad.
Asscher werd in Amsterdam geboren, waar zijn vader en diens broer een diamanthandel dreven. Later zou Asscher directeur worden van dezelfde firma, die over de hele wereld bekendheid genoot, met name door het slijpen van de Cullinan, de grootste diamant die ooit werd gevonden.
In 1917 werd Asscher voor de Liberale Staatspartij lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Daarnaast was Asscher actief in tal van Joodse organisaties en verenigingen. Zo was hij jarenlang voorzitter van het Comité voor bijzondere joodse belangen. In dat bestuur was ook David Cohen actief.
Cohen en Asscher werden in 1941 door de Duitse bezetter aangewezen om de Joodsche Raad voor te zitten. Zo werden zij - ongewild - instrumenteel in de deportatie van de vele Joodse Nederlanders. Asscher en Cohen werden overigens in september 1943 ook zelf gedeporteerd, Asscher naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Daar heeft hij de oorlog overleefd. Na de oorlog werd het Asscher en Cohen door de zogenaamde Joodsche Eereraad zwaar aangerekend dat ze door hun lidmaatschap van de Joodsche Raad hadden bijgedragen aan het lot van de Nederlandse Joden. Hen werd verboden ooit nog een functie in een Joodse organisatie uit te oefenen. Asscher was hier dusdanig verbolgen over dat hij zijn lidmaatschap van de Joodse Gemeenschap beëindigde.