Utrechtse Heuvelrug (stuwwal)
De Utrechtse Heuvelrug is een zandrug in het landschap van de provincies Utrecht en Noord-Holland tussen de randmeren in het noordwesten en de Rijn in het zuidoosten. De contouren van de lange heuvelrug die van Huizen tot Rhenen loopt tekenen zich overal duidelijk af. Het hoogste punt is de Amerongse Berg met 68 m. boven zeeniveau. De Utrechtse Heuvelrug heeft meer "toppen" die boven de 50 m. uitsteken. De meest zuidelijke punt is de Grebbeberg.
De Utrechtse Heuvelrug heeft veel bos. Daarnaast vinden we er een aantal heidegebieden en enkele stuifzanden. Het gebied strekt zich van het Gooimeer tot de Nederrijn uit over een totale lengte van circa 50 km. De totale oppervlakte is ongeveer 23 000 ha. Daarmee is het na de Veluwe het grootste bosgebied van Nederland.
De Heuvelrug is één van de vijf grote landschapseenheden in de provincie Utrecht; de andere zijn:
- het Veenweidegebied, dat een deel vormt van het Groene Hart van Holland
- het Vecht- en Plassengebied, ten noorden van de stad Utrecht
- het Kromme-Rijngebied, ten zuidoosten van de stad Utrecht
- het Eemland, ten noorden van Amersfoort
Inhoud |
[bewerk] Ontstaan
De Utrechtse Heuvelrug is zo'n 150.000 jaar geleden ontstaan: in de voorlaatste ijstijd, de ijstijd die in Centraal-Europa (de Alpen) het Riss heet en in NW Europa het Saalien. Vóór die tijd stroomden Rijn en Maas verder naar het noorden dan tegenwoordig. Ze hadden daar dikke lagen zand afgezet. In de Riss-ijstijd was het noordelijk deel van Nederland bedekt met gletsjers, die het afgezette zand opstuwden en daardoor stuwwallen vormden, zoals de Utrechtse Heuvelrug.
Toen de ijstijd ten einde liep, smolt de gletsjer. Smeltwater zocht zijn weg naar de randen van de stuwwal en ontstonden er smeltwaterdalen. Bij Leersum is zo'n dal (Darthuizerpoort) te herkennen als lage onderbreking van de stuwwal, waardoor de weg van Leersum naar Maarsbergen is aangelegd (thans N226).
In de laatste ijstijd kwamen de gletsjers minder ver, maar was de bodem wel permanent bevroren. Door de toen heersende harde winden werden zandlagen afgezet. Ook werd toen de oostelijke begrenzing van de heuvelrug een stuk opgeschoven. Het gebied ten oosten van de Leusderheide bijvoorbeeld, waarop het landgoed Den Treek is gevestigd, behoorde aanvankelijk tot de Gelderse Vallei maar is in deze periode opgehoogd met zand.
Na de laatste ijstijd is het gebied bebost geraakt, zoals grote delen van ons land. Toen, in historische tijden, de bevolkingsdichtheid begon toe te nemen werd het bos gekapt om vee te laten grazen. Op de droge heuvelrug ontstonden heidevelden en stuifzanden.
Pas in de negentiende en twintigste eeuw werden op grote delen opnieuw bossen aangelegd.
[bewerk] Natuur
De Heuvelrug is een in geologisch en ecologisch opzicht waardevol gebied. Het is na de Veluwe het grootste bosgebied van Nederland. Het is aangemerkt als een kerngebied van de Ecologische HoofdStructuur (EHS). Het zuidelijk deel is in 2003 een Nationaal Park geworden.
Het gebied is echter versnipperd geraakt als gevolg van bebouwing en infrastructuur: voor veel diersoorten vormt de Heuvelrug geen aaneengesloten leefgebied meer, maar een onsamenhangend geheel van kleine populaties die vaak ver uit elkaar liggen. Daardoor bestaat het risico van uitsterven. Thans wordt hard gewerkt aan het tegengaan van deze versnippering van de natuur. De provincie Utrecht, Rijkswaterstaat, Het Utrechts Landschap, Natuurmonumenten, Het Goois Natuurreservaat, Staatsbosbeheer, het IVN en andere organisaties werken samen, o.a. om ecoducten aan te leggen, waarbij de overbrugging van autosnelwegen de hoogste prioriteit heeft.
[bewerk] Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
In oktober 1999 is het zuidelijke deel van de heuvelrug een Nationaal Park in oprichting geworden. Op 11 oktober 2003 opende de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dit Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug officieel. Ruwweg gesproken omvat het Nationaal Park het deel van de Utrechtse Heuvelrug ten zuiden van de A12. Het is 6000 ha. groot.
Er zijn anno 2005 concrete plannen voor de aanleg van een ecoduct over de A12: het ecoduct "Mollenbos". Er wordt vervolgens ook al gedacht over een uitbreiding van het Nationaal Park in noordelijke richting. De landgoederen Heidestein, Bornia en Noordhout (eigendom van Het Utrechts Landschap) zullen dan tot het nationaal park gaan behoren, en de de Boswachterij Austerlitz. Na het oversteken van de N224 zijn dan Den Treek - Henschoten, en de Leusderheide aan de beurt, waarna vervolgens - na het oversteken van de A28 met het ecoduct "Leusderheide" - de natuurgebieden van de Vuursche en het Gooi in zicht komen. Dan zou de gehele Utrechtse Heuvelrug één groot Nationaal Park zijn. Er zijn bovendien concrete plannen voor ecoducten over de spoorlijn Utrecht - Amersfoort, ten hoogte van Den Dolder en van een ecoduct over de N237 (de Amersfoortsestraat). Een actiegroep in Soest verzette zich tegen dit laatste ecoduct. Het referendum op 19 januari 2005 leverde echter onvoldoende tegenstemmen op en de raad heeft ingestemd met de aanleg van het ecoduct.
[bewerk] Oude boskernen op de Heuvelrug
Onder auspiciën van de provincie Utrecht hebben J.T. Wildschut, H.J. Brijker en E. van den Dool in 2001 en 2002 onderzoek gedaan naar het voorkomen van "oude boskernen" op het Utrechtse deel van de Heuvelrug.
Een "oude boskern" wordt door hen gedefinieerd als een "actuele groeiplaats van autochtone (=wilde) bomen en struiken die afstammelingen zijn van de oorspronkelijke inheemse flora die na de ijstijd op eigen kracht Nederland heeft bereikt. De groeiplaats kan zowel een bos betreffen alsook een houtwal of een enkele boom of struik welke als relict van het oorspronkelijke bos te beschouwen is." Op de Heuvelrug zijn in totaal enkele honderden van zulke oude boskernen gevonden. Ze bestaan voor een groot deel uit voormalig hakhout van vooral zomereik. Ook wintereiken en beuken komen op de Heuvelrug plaatselijk veel voor in de vorm van hakhout.
Oude boskernen zijn waardevol onder andere omdat ze een grote biodiversiteit bezitten, leefmilieus voor bijzondere planten en dieren scheppen en een hoge belevingswaarde voor de recreant bezitten. Zo zijn er dieren als boommarter, rosse vleermuis, franjestaart en bijzondere soorten loopkevers te vinden. De boskernen vertegenwoordigen niet alleen een grote ecologische, maar ook een belangrijke cultuurhistorische waarde.
Op sommige delen van de Heuvelrug komen concentraties van oude boskernen voor. Deze plaatsen worden aangeduid als "sterlocaties". Deze sterlocaties zijn:
- de bossen van de Grebbeberg
- het bosreservaat "Het Jagtbos"
- de bossen ten oosten van Klein Ginkel
- de Stompert en de Vlasakkers
- de Leusderheide
- de stuifzandgebieden bij Soest
- de Zevenlindenweg en andere lanen bij Lage Vuursche
[bewerk] Bewoning
De oudste bewoningssporen (grafheuvels) dateren van duizenden jaren geleden.
Vanaf de Middeleeuwen ontstonden de engdorpen. Deze lagen op de overgangen van de heuvelrug naar de lagere gebieden. Rondom de dorpen lagen de akkers (engen), die in de loop der eeuwen werden opgehoogd met mest uit de potstallen. Daarnaast werden bosjes in standgehouden, als eikenhakhout.
Engdorpen aan de zuidwestrand van de Heuvelrug zijn: Rhenen, Elst, Amerongen, Leersum en Doorn. Meer naar het noorden liggen: Soest, Baarn, Oud-Leusden, Woudenberg, Maarn en Maarsbergen. Kenmerk van deze vroegmiddeleeuwse nederzettingen was het gemeenschappelijk gebruik van de grond. De boerderijen lagen bij elkaar aan een centrale open ruimte, de brink. Op de hogere gronden lagen de engen, de akkers, omheind door een houtwal. Op de meer vochtige terreinen de onverkavelde weidegronden (de meent). Verderop de hooilanden (de maten). Op de stuwwal tenslotte het veld, onontgonnen bos, heide en veen.
In de periode van de elfde tot de veertiende eeuw traden, met de komst van de schaapskudden, grote veranderingen in. De schapen begraasden de woeste gronden, die zich tot heidevelden ontwikkelden. De schapen verbleven 's nachts in schaapskooien bij de boerderijen. In deze potstallen deponeerden ze hun mest. De mest werd vermengd met heideplaggen, en op de akkers gebracht. De akkers werden als gevolg van de eeuwenlange bemesting opgehoogd. Tegelijkertijd verdwenen in het veld de bossen. Wat overbleef waren uitgestrekte, open heidevelden en stuifzanden. Uiteindelijk was praktisch al het oorspronkelijke bos van de Heuvelrug verdwenen. De Heuvelrug op liepen alleen de brede schapendriften, de wegen waarlangs de schapen trokken van de stal naar de heide. Deze zijn nog in het landschap terug te vinden.
Langzamerhand vond enige herbebossing plaats, maar het zou tot het eind van de negentiende eeuw duren, voordat de meeste woeste gronden weer werden omgevormd tot bossen, met de grootschalige aanplant van naaldbomen. De bossen leverden grondstof voor leerlooierijen (eikenschors), brandhout en mijnhout.
Vanaf de 17e eeuw werd langs de (warme) zuidhelling van de stuwwal bij Elst en Amerongen tabak geteeld. Enkele tabaksschuren zijn bewaard gebleven.
Aan het eind van de zeventiende eeuw worden langs de randen van de Heuvelrug de eerste kastelen, landgoederen en buitenplaatsen gesticht. Dat proces raakt in een stroomversnelling in de negentiende eeuw. Dan begint men ook de heide te ontginnen en bebossen. Toen in 1815 de weg van De Bilt naar Rhenen werd bestraat nam het aantal buitenplaatsen sterk toe. In het zuidelijke deel zijn thans nog ca. 80 buitenplaatsen te herkennen in het gebied van "De Stichtse Lustwarande".
[bewerk] Overzicht van gemeenten op de Utrechtse Heuvelrug
- Amersfoort
- Baarn
- De Bilt
- Leusden
- Rhenen
- Soest
- Woudenberg (alleen het bosgebied)
- Utrechtse Heuvelrug
- Zeist
De gemeentes van het Gooi worden in bestuurlijke zin niet tot de Utrechtse heuvelrug gerekend.
[bewerk] Gemeentelijke herindeling
Amerongen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Leersum en Maarn zijn per 1 januari 2006 samengevoegd tot de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug. Met de fusie is een - zoals dat in het ambtelijk jargon heet - middelgrote, bestuurskrachtige gemeente van 50.000 inwoners ontstaan op de Utrechtse Heuvelrug.
[bewerk] Literatuur
- Bert Garthoff - De Utrechtse Heuvelrug (Den Haag, z.j.), met foto's van Wim Steffen; een gidsje uit de zeventiger jaren.
- Jan van Gelderen - Van heuvelrug tot duin: natuurgebieden in Zuid-Holland en Utrecht (Nieuwegein 2000).
- Jelle van der Zee e.a. (red.) - Utrechts Landschapsgids (De Bilt z.j. (ca. 2002)).
- Hans en Jan Brand (red.) - Het Utrechts landschap: natuurlijk hart van Nederland (De Bilt 1990)
[bewerk] Zie ook
- Utrechtse Heuvelrug (doorverwijspagina)
- Geologie van Nederland en Vlaanderen
[bewerk] Externe links
- De site van het Utrechts bureau voor Toerisme over het deel van de Heuvelrug dat tot de provincie Utrecht behoort, met o.a. een overzichtskaartje en gegevens over steden en dorpen op de Heuvelrug.
- Fietsroutes Rond Amersfoort met diverse routes over de Utrechtse Heuvelrug; ook veel (links naar) foto-pagina's.
- De website van het samenwerkingsverband van natuurbeschermingsorganisaties dat streeft naar het versterken van de landschappelijke eenheid van de gehele Heuvelrug. Het kost wat zoeken, maar deze site biedt erg veel informatie.
- De website van de tegenstanders van een ecoduct over de N237 in Soest.
over het onderzoek naar de oude boskernen op de Heuvelrug:
- zie de website van de provincie Utrecht, met (iets) meer informatie over het onderzoek
- en: brochure in pdf-formaat van mei 2004 met samenvatting van de onderzoeksresultaten (2,4 Mb)