Spaanse furie
De Spaanse furie duidt op het plunderen en branden van de stad Antwerpen op 4 november 1576, tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het woord 'furie' heeft waarschijnlijk betrekking op de mythologische furiën.
Door geldgebrek van de Spaanse koning Filips II waren de troepen aan het muiten geslagen en trokken ze uit de noordelijke Nederlanden naar het rijkere zuiden, en vooral Antwerpen. Op 3 november kwam Don Juan van Oostenrijk naar de Nederlanden als nieuwe landvoogd. De volgende dag plunderden Spaanse troepen Antwerpen.
Vrouwen werden verkracht, mannen het hoofd ingeslagen. De honden dronken het bloed van de doden. Onder andere werd het stadhuis in brand gestoken.
Het aantal slachtoffers is niet exact bekend, maar men spreekt van vele duizenden doden. De furie hield een tijdlang aan, waarbij de muiters veel rijke burgers gijzelden om hun geld af te persen. Na het vertrekken van de muiters vernielden de woedende Antwerpenaren het door de Spanjaarden gebouwde kasteel.
De gebeurtenissen stimuleerden het tot stand komen van de pacificatie van Gent op 8 november 1576.