Pranayama
Pranayama is een yoga-beoefening die meestal uitgelegd wordt als controle van de ademhaling. Dit gaat op bij de fysieke beoefening zoals bij Hatha-yoga. Pranayama is de vierde stap op het achtvoudige yogapad van Patanjali:
49. Prânâyâma moet men beoefenen na beheersing van de âsana‘s. Prânâyâma is de beheersing van het in- en uitademen en van het vasthouden van de adem.
50. Er bestaan drie basistechnieken: lange, voorzichtige inademing, uitademing en het vasthouden van de adem; alle worden nauwkeurig geregeld overeenkomstig tijdsduur en plaats.
51. Een vierde techniek gaat de in- en uitademing te boven
52. en neemt de sluier van het licht weg,
53. zodat de geest (manas) geschikt wordt voor dhârâna.
Patañjali, Yoga Sûtra, II.49-53
In diepere betekenis is pranayama echter energie-vermeerdering. Prana staat namelijk voor energie en ayama betekent vermeerderen. Energie bestaat uit een uitzettende en een samentrekkende kracht. Raja-yoga maakt hier gebruik van. Zodra men pranayama mentaal beoefend wordt men steeds bewuster van beide krachten.
Pranayama kan nog weer onderverdeeld worden in
- suryea bhedana (de Zondoorborende)
- ujjayi (de Versterker)
- sitkari (de Sissende)
- sitali (de Verkoelende)
- bhastrika (de Blaasbalg)
- bhramari (de Zoemende)
- murca(de Stervende) en
- plavini (de Drijvende) en wordt gebruikt om te komen tot zelfverwerkelijking.