Hysterie
Met het woord hysterie wordt doorgaans een psychische aandoening of een gemoedstoestand aangeduid. Meestal wordt het verlies van de zelfbeheersing bedoeld of een ernstige vorm van angst. Het is tegenwoordig meer een algemene term en wordt niet gebruikt voor een specifiek ziektebeeld.
De eerste die het woord hysterie gebruikte was Hippocrates. Hij beschreef hiermee de onregelmatige bloedstroom bij vrouwen van de uterus naar de hersenen. Het woord hysterie is dan ook verwant aan het woord uterus.
Aan het einde van de negentiende eeuw, de beginjaren van de psychoanalyse, werd veel onderzoek naar hysterie gedaan door de Franse neuroloog Jean-Martin Charcot. Op basis van zijn werk ontwikkelde Sigmund Freud zijn theorie over conversieneurosen, waarbij psychische problemen zich uiten in lichamelijke symptomen. Meer specifiek gebruikte men het woord hysterie voor de onrust die men waarnam bij seksueel onbevredigde vrouwen. Voor de behandeling gebruikte men waterstralen en vibrators om deze vrouwen tot orgasme te brengen en daarmee de onrust weg te nemen.
Na een aantal decennia verdwenen deze vorm van behandeling en het begrip hysterie naar de achtergrond. Freudianen gebruikten de term nog wel, maar anderen gingen deze als te algemeen beschouwen.
Het woord hysterie komt tegenwoordig nog voor in massahysterie, een vorm van angst of paniek die bij een groep mensen optreedt. In engere zin doelt men met het woord hysterie wel op paniekstoornis, somatoforme stoornissen (met name conversiestoornis) of dissociatieve stoornissen (met name bij motorische problemen en dissociatieve convulsies). Ook wordt het woord gebruikt als synoniem van theatrale persoonlijkheidsstoornis (in het Engels histrionic).