Hubberts Peak
Hubberts Peak is het het moment waarop een piek wordt bereikt in de olieproductie - gebaseerd op een mathematisch model dat in 1956 werd ontwikkeld door M. King Hubbert, een Amerikaanse geofysicus uit Texas, in dienst van Shell. Het model houdt in hoe de olieproductie in de Verenigde Staten zou verlopen, maar kan worden toegepast op mondiale olieproductie en andere fossiele brandstoffen als aardgas en steenkool.
Uitgezet in een grafiek, volgt de productie (van een olieveld, een regio, een land, de wereld) een gauss-kromme, een klokvormige grafiek. De productie neemt eerst traag toe, dan versnelt deze, komt op zijn hoogtepunt ("Hubbert Peak"), vertraagt weer en neemt vervolgens eerst snel en daarna weer traag af totdat het veld is uitgeput.
De piek voor de Amerikaanse olieproductie voorspelde Hubbert voor eind jaren zestig / begin jaren zeventig. Voor de wereldolieproductie wordt de Hubbert Peak in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw verwacht, dus voor 2010.
[bewerk] Gevolgen
Het moment waarop de neerwaartse beweging inzet heeft vermoedelijk een grote sociale en economische impact omdat de moderne samenleving in grote mate afhankelijk is van olie als leverancier niet alleen voor energie, maar ook als grondstof voor tal van producten. Zo wordt de Hubbert Peak gezien als het einde van het olietijdperk.
[bewerk] Discussie
Zoals bij praktisch iedere theorie heeft het Hubbert model voor- en tegenstanders. De voornaamste protagonisten zijn Colin Campbell en P.M. Laherre. De critici worden aangevoerd door Michael Lynch. Campbell en Laherre hebben de voorspelling van Hubbert Peak bijgesteld naar de periode 2004-2015 en waarschuwen voor een grote oliecrisis in de eerste decennia van de 21ste eeuw.
Michael Lynch voert aan dat Hubbert Peak theorie zich uitsluitend baseert op geologische omstandigheden. Op wereldschaal is de geologie geen leidende factor, maar spelen economische politiek, marktvraag en opsporings- en winningstechnologie een doorslaggevende rol in de productie. De productiedata die als input van het model dienen, sporen daarmee niet met de aannames van het model. Lynch beweert daarmee impliciet dat er sprake is van modeloverspanning.