Gezegde (taalkunde)
De term gezegde verwijst naar hetgeen in een zin over het onderwerp daarvan wordt verteld. In het Nederlands bevat het gezegde vrijwel altijd de werkwoorden in de zin.
Gezegde is de vertaling van het Latijnse praedicatum (letterlijk: 'dat wat ergens over gezegd wordt').
In het traditionele grammatica-onderwijs worden twee typen gezegde onderscheiden, te weten:
- een werkwoordelijk gezegde, dat uitsluitend uit werkwoorden bestaat
-
- Hij heeft haar willen laten vertrekken.
- gezegde: heeft willen laten vertrekken
- Hoe wil je dat gaan doen?
- gezegde: wil gaan doen
- Hij heeft haar willen laten vertrekken.
- een naamwoordelijk gezegde, dat bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel en eventueel een of meer hulpwerkwoorden
-
- Onze bakker werd na de verkiezingen minister van milieu.
- gezegde: werd minister van milieu
- Onze slager had na de verkiezingen premier willen worden.
- gezegde: had premier willen worden
- Onze bakker werd na de verkiezingen minister van milieu.
In de moderne taalkunde wordt in plaats van gezegde veelal de term predicaat gebruikt. In tegenstelling tot het gezegde bevat het predicaat ook het object en mogelijk nog verdere bepalingen:
-
- Hij heeft haar nooit een cadeau gegeven.
- gezegde: heeft gegeven
- predicaat: heeft haar nooit een cadeau gegeven
- Hij heeft haar nooit een cadeau gegeven.
Het predicaat is een constituent, het gezegde niet.