Gebroeders Pathé
De gebroeders Pathé waren aan het begin van de 20ste eeuw de belangrijkste spelers in de filmwereld. Ze bouwden zo'n dominant imperium op dat ze de bijnaam 'de Napoleon van de filmindustrie' kregen.
In 1896 hadden ze al een aanzienlijk groot bedrijf dat ze gedeeltelijk met externe financiering hadden opgericht, iets wat in die tijd niet vanzelfsprekend was.
Tegen 1905 hadden ze al drie verschillende studio's. Bovendien werkten ze aan een wereldwijd netwerk dat zowel verticaal als horizontaal geïntegreerd was. Ze maakten eigen camera's en projectoren, produceerden films en openden nieuwe studio's in Italië, de Verenigde Staten en Rusland.
Er zijn drie factoren die het succes van Pathé verklaren. Ten eerste lag de break even van een film in die tijd rond de tien à twaalf kopies. Pathé verkocht er wel twintig maal meer! Ten tweede had Pathé een wereldwijd verdelingsnetwerk. Ten derde kon Pathé buigen op een quasi-monopolie op de vertoning op jaarmarkten.
Eén van de belangrijkste bijdragen van Pathé aan de filmgeschiedenis is het feit dat ze de eerste waren die bioscopen oprichtten. Dit deden ze in 1906 toen een nieuwe wet van de Franse overheid ervoor zorgde dat arbeiders en bedienden over meer vrije tijd beschikten. In dat jaar richtten ze ook hun nieuwe bedrijf op, 'Omni Pathé'.
Pathé was ook vernieuwend op het domein van de kleurenfilm. Ze vonden een nieuw procédé uit via stencils. Per beeld ging men met een chirurgenmes de delen uitsnijden die in een bepaalde kleur moesten. Dan kleurde men de uitgesneden delen en combineerde alles opnieuw tot een gekleurd beeld.
Het piekmoment qua winstegevendheid lag zeker en vast in het jaar 1907. Dan kwam Pathé op het lumineuze idee om films niet langer te verkopen aan de vertoners, maar te verhuren voor een vast percentage van de vertoningsopbrengsten.
Tegen 1911 kwam de hele Franse filmindustrie stilaan in de problemen. Pathé besloot de productie in Frankrijk wat af te bouwen en zocht heil in de Verenigde Staten waar de productiekosten lager waren.
[bewerk] Filmproductie
De gebroeders Pathé hadden zes cineasten in dienst die gemiddeld één film per week maakten. De leiding was in handen van Ferdinand Zecca.
Komedies waren het meest winstgevend. De drie bekendste reeksen van Pathé waren:
-
- Boireau (André Deed)
- Rigadin (Charles Prince)
- Max (Max Linder=Gabriel Leuvielle)
