Franse en Indiaanse oorlog
De Franse en Indiaanse oorlog is de vierde in een serie van koloniale oorlogen tussen de Fransen en de Britten die bekend staan als de Franse en Indiaanse oorlogen. Deze oorlog liep gelijktijdig met de Zevenjarige Oorlog (1756 - 1763), maar begon eigenlijk al in 1754 toen een Britse expeditie onder luitenant-generaal Edward Braddock een campagne begon tegen de Fransen en hun indiaanse bondgenoten. Deze expeditie liep in een hinderlaag bij Monongahela en werd verpletterend verslagen. De oorlog verliep in de eerste jaren rampzalig voor de Britten omdat deze niet waren ingesteld op een oorlog in de Noord-Amerikaanse wouden en omdat ze over te weinig goed geoefende troepen beschikten. De indiaanse bondgenoten beschikten over soldaten die wel bekend waren met lichte infanterie-tactieken. Bovendien raakten de Britse generaals na elke tegenslag dusdanig in paniek dat ze zich meteen terugtrokken in hun forten.
De bekendste belegering is die van het Fort William Henry, dat in 1757 door de Fransen werd ingenomen. De belegering is bekend geworden door het boek The Last of the Mohicans dat ook is verfilmd. De overwonnen Britten mochten zich terugtrekken maar werden op hun terugtocht keer op keer door de wraakzuchtige indianen aangevallen.
In 1758 verscheen er een andere Britse generaal ten tonele, de jonge officier James Wolfe. Vastbesloten om de Fransen definitief te verdrijven begon hij een agressieve campagne. In 1758 veroverde hij Louisbourgh. Uiteindelijk wist hij het Franse leger in 1759 definitief te verslaan in de Slag om Québec. In 1760 gaven de Fransen zich over, in 1763 werden bij de vredesbesprekingen (Vrede van Hubertusburg) de koloniën definief aan de Britten toegewezen.
In 1763 organiseerde het stamhoofd Pontiac een aantal stammen in een verbond met als doel de Britten te verdrijven. Echter, na wat aanvankelijke successen bloedde de opstand, die bekend werd als "Pontiac's Rebbellion" dood en verspreidden de stammen zich in 1764 weer. Pontiac werd vermoord. De opstand was geen succes geweest maar gaf wel aan dat de vrede in Noord-Amerika erg broos was. De vele gevechten hadden de Indiaanse stammen veel mensen gekost, en deze klappen kwamen de kleine gemeenschappen, in tegenstelling tot de opbloeiende blanke gemeenschappen, maar moeilijk te boven.