Fiduciair
Fiduciair (Engels: fiduciary) is geld waarvan de nominale waarde niet berust op gewicht en gehalte van edelmetaal in de munt maar op het vertouwen dat de economische actoren stellen in de waarde van de munteenheid. Het woord Fiduciair is afgeleid van het latijnse woord voor vertrouwen.
Vaak zal aan dit vertouwen een wettelijke basis ten grondslag liggen, waardoor het vertrouwen mede gebaseerd is op het vertrouwen dat burgers in de overheid ofwel de muntheer hebben.
[bewerk] Voordelen
Fiduciair geld heeft veel voordelen. Allereerst voorkomt het eenvoudige vormen van bedrog, bijvoorbeeld door individuen die kleine hoeveelheden edelmetaal van munten af proberen te halen, en de munt vervolgens alsnog als heel proberen uit te geven. Dit schrapen van munten was in de middeleeuwen een veel voorkomend gebruik, waardoor vaak alsnog een munt nagewogen moest worden.
Ook voorkomt het dat personen met grote hoeveelheden gewicht van een bepaald edelmetaal moeten lopen. Als heden ten dage nog steeds met goud betaald zou worden, zou de koper van een gemiddeld huis tussen de 10 en 20 kilo gouden munten mee moeten dragen om de koopakte te kunnen sluiten.
Tevens vergroot fiduciair geld de flexibiliteit van de economie, doordat er tegen geringe kosten meer of minder geld in omloop gebracht kan worden. Hierdoor wordt voorkomen dat de beschikbaarheid van nieuw geld een belemmering vormt voor de economische groei.
Tot slot kan het ook de robuustheid van een economie vergroten. Toen de Spaanse veroveraars grote hoeveelheden goud en zilver uit Zuid-America terug naar het vaderland brachten, importeerde de Spaanse economie hiermee een enorme inflatie.
[bewerk] Nadelen
Doordat het materiaal van het betaalmiddel nu niet meer de werkelijke waarde die aan het betaalmiddel toegekend wordt vertegenwoordigt, wordt het aantrekkelijk om het betaalmiddel na te maken. Het namaken van een gouden munt die zijn waarde in gewicht vertegenwoordigt, loont niet. Het namaken van een biljet van 100 euro tegen een kostprijs van 3 euro, creëert voor de namaker een winst van 97 euro.
Andersom is het ook mogelijk dat de productiekosten van een bepaald betaalmiddel de fiduciaire waarde overstijgen. De guldencent was een voorbeeld hiervan, tegen het eind van zijn bestaan kostte het produceren van een guldencent circa 3 guldencenten. Het in omloop brengen van veel van dergelijke munten vernietigt dus waarde voor de economie.