Eduard Jan Dijksterhuis
Eduard Jan Dijksterhuis (Tilburg, 28 oktober 1892 - De Bilt, 18 mei 1965) was een wetenschapshistoricus, bekend geworden met z'n historische studie De mechanisering van het wereldbeeld uit 1950.
[bewerk] Algemeen
Eduard Jan Dijksterhuis was de zoon van Berend Dijksterhuis (1861-1921) en Gezina Eerkes (1865-1936). Vader Dijksterhuis was docent Nederlands, geschiedenis en aardrijkskunde, die in 1899 promoveerde op een historische studie. Eduard Jan Dijksterhuis studeerde van 1911 tot 1918 aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij in 1918 promoveerde op het proefschrift Bijdragen tot de kennis der meetkunde van het platte schroevenvlak.
Dijksterhuis werkte vanaf 1916 tot 1953 als leraar wiskunde, natuurkunde en kosmografie. In deze functie schrijft hij zijn belangrijkste werken. In 1952 werd Dijksterhuis benoemd tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Afdeling Letteren en in 1952 ontving hij voor zijn werk de P.C. Hooftprijs. In 1953 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de geschiedenis van de wiskunde en de natuurwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht en in 1955 aan de Universiteit Leiden.
[bewerk] Literatuur
Dijksterhuis schreef een twintigtal boeken, waarvan er vele zijn vertaald. Hij schreef verder vele artikelen en recensies in tijdschriften als De Gids, Euclides, Faraday en Centaurus.
- Bijdragen tot de kennis der meetkunde van het platte schroevenvlak, 1918
- Val en Worp. Een bijdrage tot de geschiedenis der mechanica van Aristoteles tot Newton, 1924
- De elementen van Euclides, 2 delen, 1929-1930
- Archimedes, 1938
- Vreemde woorden in de wiskunde, 1939
- Simon Stevin, 1943
- De mechanisering van het wereldbeeld, 1950
- Betekenis van de wis- en natuurkunde voor het leven en denken van Blaise Pascal, 1952
- Scientia : handboek voor wetenschap, kunst en religie in 3 delen, De Haan, 1956-1957