Dolmabahçe-paleis
Het Dolmabahçe-paleis (Turks: Dolmabahçe Sarayı) is een paleis in de Turkse hoofdstad Istanbul, gelegen aan de westelijke, Europese, zijde van de Bosporus. In de tijd van het Ottomaanse Rijk diende het paleis van 1856 tot 1923 als administratief centrum.
Dolmabahçe is een baai in de Bosporus, in de 18de eeuw werd deze gedempt door de Ottomaanse Sultans, waardoor hier een soort keizerlijke tuin ontstond. Hier is de naam Dolmabahçe van afgeleid, dolma betekent vullen en bahçe tuin. Verscheidene zomerpaleizen werden hier tijdens de 18de en 19de eeuw gebouwd. Het paleis dat hier tegenwoordig nog steeds staat is gebouwd in 1856, tijdens de regeringstijd van Abd-ul-Mejid, op de plek waar vóór de bouw het paleis van Beşiktaş stond. Het Dolmabahçe-paleis is ontworpen door achitect Garabet Balyan en zijn zoon Nigoğayos Balyan uit Armenië.
De Sultans zijn uit het oude Topkapi-paleis weggegaan omdat het ontbrak aan alle moderne luxe, waar het Dolmabahçe-paleis wel in voorzag. Het Dolmabahçe-paleis bestaat uit drie delen: de Mabeyn-i Hümâyûn of Selamlik, Muayede Salonu (de ceremoniële zalen) en het Harem-i Hümâyûn (de appartementen voor de familie van de Sultan). Het paleis heeft een oppervlakte van 45.000 m² en bestaat uit 285 kamers, 46 zalen, 6 badkamers en 68 toiletten. Het beroemde Kristallen trappenhuis heeft de vorm van een dubbel hoefijzer en bestaat uit Baccarat crystal, messing en mahonie. Het paleis staat bekend om zijn vele Hereke-tapijten, die door de Hereke Imperial Factory zijn gemaakt.
Het paleis werd door Atatürk in zijn laatste levensjaren bewoond. Atatürk is in het Dolmabahçe-paleis overleden, zijn kamer maakt tegenwoordig deel uit van het museum.