Canarische dadelpalm
Canarische dadelpalm | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Palm op Madeira |
|||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Phoenix canariensis Hort. ex Chabaud (1882) |
De Canarische dadelpalm (Phoenix canariensis) is een tot 18 m hoge, tweehuizige palm met een gedrongen stam met bladlittekens en een dichte kroon met 50 – 100 geveerde bladeren. De bladeren zijn 5 – 6 m lang, breed, kort gesteeld en gebogen overhangend. De deelblaadjes zijn groen, stevig, smal-lancetvormig en v-vormig gevouwen. De onderste deelblaadjes zijn vaak gereduceerd en gedoornd. De middelste deelblaadjes zijn 40 – 50 cm lang.
De palm bloeit van februari tot juni. Jonge bloeiwijzen worden door een schutblad omgeven. De bloemetjes zijn crèmekleurig tot geel. De mannelijke bloemen staan dicht opeen inde as van de mannelijke bloeiwijze. De vrouwelijke bloeiwijzen zijn sterk vertakt en verkleuren tijdens de bloei van lichtgeel to oranjerood. De talrijke vruchten staan dicht opeen in vertakte trossen. Ze zijn lanwerpig-eivormig, 1,5 – 2,3 cm lang, weinig vlezig en rijpen van oranje naar donkerroodbruin. In tegenstelling tot de vruchten van de echte dadelpalm zijn ze ongenietbaar.
De Canarische dadelpalm is endemisch op de Canarische eilanden. Palmen in hun natuurlijke leefgebied zijn zeldzaam geworden. Hij groeit sneller en is minder koudegevoelig dan de echte dadelpalm en wordt daarom in het hele Middellandse Zeegebied vaak als sierplant aangeplant.