Beleg van Antwerpen (1584-1585)
Het beleg van Antwerpen tijdens de Tachtigjarige Oorlog duurde veertien maanden en eindigde met de val van Antwerpen op 27 augustus 1585.
In 1576 sloot Antwerpen zich aan bij de Pacificatie van Gent en in 1579 bij de Unie van Utrecht. De grootste Nederlandse stad, met in die tijd meer dan 100.000 inwoners, werd daardoor zowat de hoofdstad van de Nederlandse opstand. De periode van 1579 tot 1585 staat ook bekend als de calvinistische Republiek onder leiding van buitenburgemeester Marnix van Sint-Aldegonde. In die periode van radicalisering was het katholicisme zelfs officieel verboden.
Alexander Farnese, de hertog van Parma, had in de jaren 1583-1584 al de meeste Vlaamse steden opnieuw in handen gekregen en ook de Brabantse steden Brussel en Mechelen waren opnieuw in Spaanse handen. Begin juli 1584 begon de omsingeling van Antwerpen.
De Spanjaarden legden een 730 meter lange brug van schepen over de Schelde. Na de voltooiing van die barricade in februari 1585 kon de uithongering van de stad beginnen. De pogingen vanuit de stad zelf en vanuit Zeeland om de schipbrug op de rivier te doorbreken mislukten. Op 28 mei voer het monsterschip Fin de la guerre (stop de oorlog) tegen de dijk te pletter in plaats van de schipbrug te vermorzelen.
Nu eisten vooral de katholieken onderhandelingen met Parma. Die werden door Marnix gevoerd in het Spaanse hoofdkwartier in Beveren en op 17 augustus tekende hij de overgave van de stad. De Peis (vrede) werd uitgeroepen op de Grote Markt. De burgemeester had bekomen dat tegenstanders van de Koning de kans kregen de stad te verlaten. Veel protestantse kooplieden en intellectuelen maakten daar gebruik van en vertrokken naar het Noorden. Na 10 dagen wachten, op 27 augustus, trok Farnese de stad binnen. Dat gebeurde heel wat ordelijker dan bij de Spaanse furie van negen jaar te voren.
Sommigen beweren dat de Noordelijken te lang gewacht hebben om versterking te sturen, onder andere de Engelse steun die pas in december 1585 in Vlissingen arriveerde. Na de val van Antwerpen werden nauwelijks nog pogingen ondernomen om het Zuiden opnieuw bij de opstand te betrekken. De vloot die op de Schelde klaarlag om Antwerpen te bevrijden, bleef liggen om de nu in Spaans bezit zijnde stad af sluiten van de overzeese handel. Uiteindelijk bleven slechts 40.000 inwoners in de stad achter en daarmee was de gouden eeuw van Antwerpen als haven- en handelsstad ten einde. Onder Spaans bestuur kende de stad een zekere herleving met bijvoorbeeld de schilderkunst van Rubens, Jordaens en Teniers.