Baggerwerktuigen
Baggerwerktuigen zijn genoemd naar baggermolens, baggerkranen en baggerpramen die diverse werkzaamheden uitvoeren, tijdens het uitbaggeren van een vaargeul-diepte, in rivieren of dokken. Er zijn modernere baggervaartuigen tegenwoordig ingezet die totaal op eigen kracht kunnen varen en baggeren. Hun specie, de deftiger vakterm-benaming voor modder, slijk of slib, kunnen ze zelf uitbaggeren, laden, lossen door zichzelf te splijten (splijthopperzuiger-schip), of op het opgespoten land te spuien of een ander schip (baggerpraam) te laden of lossen.
Inhoud |
[bewerk] Baggermolen
Een baggermolen is een beperkt manoeuvreerbaar vaartuig die met behulp van motorpramen of sleepboten "verhaald" (d.w.z. weggesleept naar hun werkterrein of ligkade), moeten worden. Aan de Technische Dienst voor Baggerdienst van Stad Antwerpen, werden de procedures van installeren en werkzaamheden voor B1 - 40 m x 11 en 200 ton, B3 en B4, beiden 51,50 m x 9,50 en 680 ton (baggermolens) hetzelfde ingeleidt. Dit gebeurd eveneens met privé-baggertuigen zoals bij het privé-Baggerbedrijf "De Nul", die meer werkzaam is op de rivier de Schelde. Hun splijthopperzuigers zijn waarlijk grote zeeschepen.
's Morgens op maandag werden de baggermolens door de beginnende ochtendploeg, (shift van 6 tot 14 u.) ontkoppeld van meerkabels en elektriciteitskabels aan de wal. Met behulp van een of twee pramen, voeren ze gezamelijk naar zijn werkzonegebied in de havendok. De hoofdbaggerman had een werkplan van de technische ingenieur, die met behulp van peilplannen, de oneffenheden, "bulten" en "ondieptes" in de dok, kon waarnemen. De stedelijke Peilboot 1 en 2, peilen met behulp van sonars, computers en -plottafels, driedimensionele beelden op, van de oneffen dokbodem. Het werkplan had verscheidene kringencontoeren zoals een weerkaart, waarop de "bulten" en "patchen" te zien waren. Zelfs met daarop de meters en centimeters van de hoogten. "Patchen" zijn ook de hogere bulten in de sluis, opgeworpen door aanmerende zeeschepen, door het getij en door de hoog- en laagwaterschuttingen. Als de baggermolen op zijn werkplaats lag werden de 4 hoek-ankers uitgezet, alsook de zware boeg-anker. Het gebeurde ook dat de boeganker ontkoppeld was en dat de zware staaldraad (18 duims) op de aanleg-meerpaal bleef staan voor de trekkracht. Bij het verhalen moest dan natuurlijk wel de boegdraad afgevierd worden.
De 4 hoekpalen van 11 of 12 meter hoog, bleven nog omhoog staan, totdat de dekploeg de ankerstrop hadden doorgegeven aan de wachtende baggerpraam. De ankerstrop was bevestigd aan het onderaan de paal hangende anker. Deze lag met zijn voorsteven tegen de hoge glijpaal, zodat de matrozen de ankerstrop in het voorkluisgat konden steken en over een dekpal leggen. Met een lange veiligheidshendel werd de ankerstrop in de pal vergrendeld. De dektrommelwinchen werden ontgrendeld van hun rem, zodat ze vrij los konden draaien bij het wegzetten van de ankers. Iemand moest toch de rem iets aandraaien en de trommelrem laten "wrijven", anders zou de draadtrommel doldraaien en gevaarlijke draadkinkels en lussen losslingeren. Onnodig te zeggen als iemand in zo'n draadlus kwam, ten dode was opgeschreven of zeer zwaar gewond moest weggevoerd worden en verder voor de rest van zijn leven, werkonbekwaam werd verklaard.
De praam voer achteruit weg van de baggermolen, met zijn zwaailicht boven het stuurhuis, om aandacht te geven, aan andere passerende schepen, dat het praamschip nu beperkt manoeurvreerbaar was, met deze ankerwegzetting. De hoofdbaggerman zag op zijn plan waar dit anker moest uitgezet worden, zelfs honderden meters ver, en naar een bepaald aanknopingspunt, zoals een hangaarnummering, een bepaalde meerpaal of een ander walbaken. De patroon op de praam bracht het anker, naar de afgesproken plaats en wachtte op het sein "anker vallen". De hoofdbaggerman gaf daarvoor een hoornsignaal. Deze handelingen gebeurde gelijk met meerdere pramen. Als de matrozen het signaal hoorden, trokken ze aan de handpalm zodat de ankerstrop, uit de pal, als een flits wegschoot, door het kluisgat, doordat het anker naar de bodem viel. Terwijl de draadtrommelwinchen afvierden, werden de meterslange glijpalen naar beneden gedaan met behulp van twee kranen (één voor en achter de baggermolen). Een schipper bediende de kraan met behulp van een draadbedieningskast met knoppen, terwijl de ander de veiligheidspal uittrok uit de onderste paalgat, zodat het paalgevaarte omlaag kon. De palen werden naargelang de diepte van de dok omlaag gebracht, zodat de bovenkant tot aan de bovenverschansing of reling kwam. Daar werd de veiligheidspal terug ingevoerd in het nu bovenste paalgat. Men kan dan zo'n getuigde en gestelde baggermolen vergelijken als een drijvende "tafel" met 4 poten die onder water steken.
Ongeveer rond 10 uur was alles gesteld en gereed gemaakt voor de baggerwerkzaamheden. Een praam kwam langzij de baggermolen gemeerd. Een laadschuif werd in het ruim neergelaten en de hoofdbaggerman kon zijn werk doen. Hij liet ook de "ladder" of de "benen" zakken, waaraan 18 tot 20 emmers hingen en zoals een kettingband, begonnen de, elk 400 kg tot 500 kg (Baggermolen 1) zware emmers onder water te draaien. Aan de schuine bovenkant en met het zicht vanop de bedieningsbrug kon de baggerman zien of hij diep genoeg zat en er genoeg specie in de emmers waren. Deze specie (slib en modder) waarvan sommigen vaste trillende materie waren, zoals een pudding, ging naar omhoog en draaide in de "kap" rond en lostte zijn lading in de glijschuif. Zo werden de pramen één voor één geladen. De baggermolen had twee schuiven, maar gebruikte er één van om het ene gedeelte van de baggermolen "proper" te houden.
Met behulp van zijn vier ankers en boegdraad (eveneens ook voorzien met een anker) kon de baggerman zijn baggermolen naar alle kanten laten manoeuvreren. Zodoende baggerde hij een brede en lange "gracht" op de bodem van het havendok. Het zijwaartse opgehoopte slib zakte door woelingen van passerende schepen en hun schroeven, metertijd langzaam in die gegraven gleuf of trog. In de kleinere dokken werden twee zijankers uitgezet en twee staaldraden naar de meerpalen op de kaai. Eveneens de boegdraad werd dan op een meerpaal gezet met daaraan een rode vlag, als waarschuwing van het draadopstakel voor andere schepen. In de oude dokken moesten de schippers om beurten "bakkenwacht" lopen. als er in de emmers groot vuil in voorkwam, moest deze geledigd worden, soms met behulp van een kraan, daar het ongewenste opstakel, zoals een stuk van een roef, tractor- en vrachtwagenbanden, een verwronge ijzeren roeiboot, enz... te zwaar was. Zelfs ter hoogte van kaai 97 en 99 (Amerikadok) werden er bommen uit de Tweede Wereldoorlog opgebaggerd. Dan ligt natuurlijk alles stil en moet iedereen van boord op een veilige afstand. De politie, brandweer en civiele bescherming moesten stand by zijn en alles in de omgeving afsperren en de ontmijningsdienst Dovo zijn gevaarlijk werk laten doen.
Heel de week, behalve 's nachts (of soms), werd er gebaggerd door contenue twee ploegen (6 tot 14u en van 14 tot ong. 21 u). Men stopte iets vroeger om de mensen gelegenheid te geven zich te wassen en om te kleden. Als de baggermolen "halvendiep" lag, moest een praam de wachtman rond 20 uur ophalen en daarna de baggerploeg (rond 21 uur) naar de wal brengen. Op een praam wachtten ze de orders af van het bureel, wie er de volgende dag verlof had of waar hij op een ander tuig moest werken, of ook dat hij dagtaak kreeg. De vrijdagavond werd deze procedure van afbreken als volgt ingezet: de baggerman trok de 4 ankers met behulp van zijn trommelwinchen terug, door zich erheen te manoeuvreren. De palen werden omhoog gehaald en de ankerstroppen werden terug opgevist. Anderen spoten met waterslangen het overtolige modder van de overkapping en aan dek weg, terwijl pramen het baggergevaarte terug naar de kade werd gevoerd en daar werd afgemeerd. De wachtman moest dan vrijdagavond maar om 22 uur zijn wacht beginnen zoals in het weekend.
[bewerk] Baggerpraam
Een baggerpraam van de Antwerpse Baggerdienst (67,70 m x 8 m, met een bruto-tonnemaat van 955 ton)) is een zelf manoeuvreerbaar schip dat wordt geladen door een baggermolen, baggerkraan of splijthopperzuiger, zoals de "Sinjoor I" (70,80 m x 13 m en een bruto-tonnenmaat van 3412 ton) van de Baggerdienst Stad Antwerpen. Deze pramen varen op luchtbeunen (stuur- en bakboord) waarvan het ruim in feite open is, waar water instaat. Aan beide zijden heeft het vaartuig kleppen die met behulp van glijkettingen open en dicht kunnen gaan, alhoewel het vaartuig onderaan niet volledig dicht is. Als de praam geladen is met specie wordt het modderdek, aan beiden zijden afgespoten met armdikke spuitslangen. Daarna kan de praam op verscheidene manieren gelost worden;
[bewerk] Baggercutterzuiger
De geladen praam vaart naar de, toen aan de noordzijde van de Lillobrug gemeerde "Delfland", een cutterzuiger en laat zich daar leegpompen. Met een brede zuigpijp en gegrilde zuigmond, wordt de specie opgezogen en met behulp van walpompen opgespuid naar de daarachter liggende spuigronden. Er werd zelfs met een landinwaardse booster de specie nog eens verder landinwaarts opgespuid. De praam werd vanvoren tot achteraan het ruim gelost. Daarna voer hij terug naar de baggermolen. de patroon meldde het uur van aankomst en ledig naar het hoofdbureau op kaai 128.
[bewerk] Specie-storting
De baggerpraam kan zichzelf lossen door buiten op de rivier aan het "boomke" zijn modderlading te "kappen". Het bewuste "boomke" lag tegenover de Zandvliet- en Berendrechtsluizen. Daar staat een gigantisch hoge 70 meter hoge hoogspanningsmast, die op een eiland staat. Om daar de ondergrond te verstevigen werd er specie gelost rond deze hoogspanningsmast. De machinist trok met behulp van de stuur- en bakboord cilindervormige compressiepompen de glijbaan iets naar achter, zodat de beide schippers de ijzeren veiligheidspinnen uit konden trekken. Nu stond alles stand by voor lossing. Bij de bewuste plaats aangekomen gaf de patroon teken dat hij mocht "lossen". Door de tonnen modder op de toegeslagen kleppen, en het ontspannen van de compressoren, sloegen de kleppen open en zakte de specie weg naar de rivierbodem. Bij het zicht van een andere praam leek het, ofdat hij opsteeg uit het water, gelijk een onderzeeër. Daarna werd er al varend "gespoeld" om eventuele rommel, zoals draad, ijzerdraad of andere metalen, tussen de gebinten te verwijderen. Men riep de sluis op voor een schutting en terwijl men moest wachten werd er heen en weer gevaren, zelfs achteruit. Konden de kleppen volledig dicht, dan was alles in orde. Was er nog opening dan kon de machinist in de machinekamer zien op de manometers, hoevéél opening er was. In de dok werd er eerst "kleppen gevist" door de schippers met hun bootshaken. Kon men het euvel niet verhelpen, dan werd er gebeld voor een duiker. Aan de ligplaats moest een duiker het ruim in, en onder water moest hij op de tast, zoeken naar het bewuste stuk dat de opening veroorzaakte. Wegens het milieu mogen de baggerpramen, nu hun specie niet meer in de rivier lozen of storten.
[bewerk] Baggerkraan
De stedelijke baggerkraan (BK1 - 36,50 x 13m en 370 ton) lag altijd tegen de kade in de dokken met een praam langzij. De kraan groef met zijn grijper de bodem af langs de kade en laadde zo de praam. Dit laden ging langzamer dan met een baggermolen of met een splijthopperzuiger. Meermaals kwamen er stukken rommel zoals een stuk van een scheepsroef, een gezonken ijzeren roeiboot, draad, ijzerdraad van verpakkingen, enz... boven water gehesen. Deze ongewenste ladingen gingen in het kraanruim. Voor het verhalen werd de kraan met de praam verlegd en zonder praamhulp met behulp van de zijwinchen waarvan de stalen draden op de meerpalen stonden. Het bodemuitdiepen aan de walkant kon verder beginnen.