Help:Alfabetiseren
Afabetiseren is in principe een eenvoudige opgave, zolang er sprake is van één alfabet. Problemen kunnen ontstaan waar er over de plaats in het alfabet in verschillende talen verschillende conventies worden aangehouden. Een paar voorbeelden:
- ij versus y (Nederlands)
- å ä (in het Noors achteraan)
- č, ř, š, ž (o.a. in de transcriptie van slavische talen)
- æ, œ (ligaturen)
- ð þ ß (niet diakritische taalspecifieke tekens)
- hoofdletters / kleine letters
Als hoofdregel volgen we de taalunie waarbij
- Spaties en alle diakrieten weggedacht worden en daarna gealfabetiseerd wordt.
- Ligaturen worden uitgeschreven gedacht (æ → ae) , voor taalspecifieke tekens (niet diakriet) geldt hetzelfde (ß → ss, þ → th).
- "niets komt voor iets": Som komt voor soms; Desmed komt voor Desmedt
- We maken geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters waar het alfabetische lijsten aangaat.
Voor taalspecifieke lijstjes zoals [landen van A tot Z pagina's] kunnen de voor verwarring zorgende letters een tweede vermelding krijgen op de taalspecifieke plek of achteraan als daar behoefte aan blijkt te bestaan.