Afrikakorps
Het Afrikakorps ook wel DAK (Deutsches Afrika Korps) genoemd, was een legereenheid die in de Tweede Wereldoorlog onder leiding van Erwin Rommel in Noord-Afrika opereerde.
Op 12 februari 1941 vertrok de sinds kort gepromoveerde luitenant-generaal Erwin Rommel met een expeditieleger, waarvan de Vijfde Lichte Divisie de hoofdmoot vormde, uit Berlijn naar Tripoli, om daar de gedemoraliseerde Italiaanse troepen te steunen in hun strijd tegen het Britse leger. Het was een strijd waarin de Italiaanse troepen erg weinig tot geen overwinningen konden boeken, maar dit zou weldra veranderen met de komst van Rommel, die al eerder bewezen had dat hij moeilijke opdrachten tot een goed einde kon brengen (zoals bijvoorbeeld met zijn campagne in Frankrijk, waar hij en zijn Zevende Pantserdivisie de bijnaam “Spookdivisie” kregen). Aangekomen in Tripoli, merkte Rommel dat hij op weinig steun kon rekenen van de Italiaanse troepen. Van communicatie tussen hem en de Italiaanse bevelhebbers was dan ook geen sprake.
Op 11 april 1941 had Rommel de Britten over een aanzienlijke afstand teruggedreven en kwam hij aan in de stad Tobroek, aan de Egyptische grens. Deze krachttoer leverde Erwin Rommel bij vriend en vijand de bijnaam “Woestijnvos” op, omdat hij constant improviseerde en trucs gebruikte om zijn vijanden te slim af te zijn.
Het Afrikakorps werd midden augustus 1941 gereorganiseerd en kreeg ook een andere naam: de "Panzergruppe Afrika". De vijf Italiaanse divisies die zich in Noord-Afrika bevonden werden ook onder het bevel geplaatst van Rommel. De vijfde lichte divisie werd de 21ste pantserdivisie, daarnaast behoorden de 15e Pantserdivisie en de 90e Lichte Divisie tot deze" Panzergruppe Afrika".
In de nacht van 17 november 1941 ondernamen Britse commando’s een poging om Rommel te vermoorden, maar Rommel was niet op de veronderstelde plaats.
Eind 1941 Startten de Britten een offensief. Dit leidde tot het ontzet van Tobroek. Rommel werd teruggedreven tot in Bengazhi. Na korte tijd ging Rommel weer in het offensief. Dit leidde ertoe dat hij op 21 juni 1942 de kans zag om eindelijk Tobroek te veroveren. Als beloning hiervoor werd hij op 22 juni gepromoveerd tot veldmaarschalk en werd hij op vijftigjarige leeftijd de jongste Duitse veldmaarschalk ooit.
Rommel bereikte op het einde van juni 1942 El Alamein, niet zover van de Egyptische havenstad Alexandrië. De Duitse troepen waren compleet uitgeput en de aanvoerlijnen, waarlangs de nodige voorraden werden aangevoerd, waren extreem lang. Toch startten ze de eerste slag om El Alamein, maar hun aanval werd afgeweerd en ze werden in het defensief gedrongen door de alsmaar sterker wordende Britten onder leiding van Claude Auchinleck. Na dit offensief ging Rommel op ziekteverlof naar Duitsland. Hij kwam terug toen Montgomery, die het commando over de Britse troepen had overgenomen een offensief begon. Dit leidde ertoe dat de Duitse linies begin november werden doorbroken. Het Afrikakorps had geen keuze dan zich alsmaar verder terug te trekken en tot overmaat van ramp landden er op 6 november 1942 geallieerde troepen in Noordwest-Afrika (‘Operatie Toorts’). Op 19 februari 1943 lanceerde Rommel zijn laatste offensief in Noord-Afrika. De volgende dag wist hij de Kaserine-pas te heroveren. De Duitsers bleven niet lang in het bezit van de pas en daarna werd het Afrikakorps steeds verder teruggedreven. Het Afrikakorps capituleerde op 13 mei 1943. De ongeveer 200.000 manschappen gaven zich op die dag over aan de Geallieerden. Generaal Erwin Rommel was toen al teruggekeerd naar Duitsland om de schaamte van een overgave bespaard te blijven.