Witte bloedcel
Witte bloedcellen of leukocyten, (van het oudgrieks, witte cel) zijn cellen met een celkern die zich in het bloed bevinden. Ze maken maar een heel klein deel uit van de cellen in het bloed, op iedere witte bloedcel zijn er vele honderden rode bloedcellen, maar de witte bloedcellen zijn wèl een stuk groter. Ze kunnen onderverdeeld worden in een aantal typen, waaronder granulocyten en agranulocyten. Ze vormen een belangrijke component van het immuunsysteem. De verschillende soorten witte bloedcellen hebben ieder hun eigen, zeer specifieke taken.
Granulocyten zijn onder andere basofiele granulocyten, neutrofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten. Agranulocyten zijn onder andere monocyten en lymfocyten Ze spelen een rol in de niet-specifieke afweer.
Granulocyten vervullen hun functie door celvraat (fagocytose) (onder andere de macrofagen en monocyten) of door zakjes (granules) met actieve stoffen te lozen (zoals lysozym, superoxide anionen, histamine,...) (o.a. de basofielen en mestcellen.
Lymfocyten werken dan vooral via antilichaam-antigeenreacties. Antigeenpresenterende cellen (APC's) zoals Dendritische cellen presenteren (een deeltje van) een vreemd organisme aan T-helpercellen. Deze activeren de B-lymfocyten die zich transformeren tot plasmacellen en antilichamen produceren. Deze hechten aan Natural Killer cellen of macrofagen/monocyten, die zo gewapend zijn om het vreemde organisme te doden. Natural Killer cellen doen dit ook via degranulatie van actieve stoffen.
Witte bloedcellen spelen ook een rol bij sommige allergische reacties, zoals een type I-allergie, ook bekend als anafylaxie.
soort | afbeelding | diagram | percentage | beschrijving |
---|---|---|---|---|
Neutrofielen | 65% | Neutrofiele granulocyten zijn verantwoordelijk voor de eerste afweer tegen bacteriële infectie en andere ontstekingsreacties. Activiteit van neutrofiele granulocyten en hun afsterven is de bron van pusvorming. | ||
Eosinofielen | 4% | Eosinofiele granulocyten bestrijden voornamelijk parasitaire infecties en een verhoging van de eosinofielen is dan ook een indicatie van een infectie met een parasiet. | ||
Basofielen | <1% | Basofielen zijn de hoofdverantwoordelijken voor allergische- en antigeenrespons door het vrijmaken van histaminen die ontsteking veroorzaken. | ||
Lymfocyten | 25% | Lymfocyten zijn onder andere de T-lymfocyten (waaronder T-helpercellen en de cytotoxische T-cellen, de B-lymfocyten, de Natural Killer cellen en de plasmacellen (die in feite geactiveerde B-lymfocyten zijn). Ze spelen een rol bij de specifieke immuunrespons. | ||
Monocyten | 6% | Monocyten hebben een soortgelijke stofzuigerfunctie (fagocytose) als neutrofielen maar leven veel langer waarmee ze een geheugenfunctie vervullen; ze presenteren pathogenen aan de T-cellen opdat deze opnieuw herkend en vernietigd kunnen worden. Ook in de reactie op antilichamen spelen monocyten een rol. | ||
Macrofagen | (zie boven) | Monocyten worden ook wel macrofagen genoemd als ze vauit het bloed naar andere weefsels gemigreerd zijn. |