Sylvain Van de Weyer
Jean-Sylvain Van de Weyer (Leuven, 19 januari 1802 - Londen, 23 mei 1874), beter gekend als Sylvain, was een van de grondleggers van de Belgische staat, en later ook eerste minister.
Van de Weyer verhuisde in 1811 met zijn ouders naar Amsterdam. Hij voelde zich toen vooral aangetrokken door de zeevaart. Toen zijn vader, Josse-Alexandre van de Weyer, echter benoemd werd tot politiecommissaris van Leuven, keerden ze terug naar zijn geboortestad. In 1819 begon hij aan een studie rechten aan de Leuvense universiteit, waarna hij in 1823 advocaat werd in Brussel. Daar hield hij zich onder andere bezig met het verdedigen van kranten en personen die kritiek hadden op het Nederlandse bewind.
Hij leerde Engels van een kennis, en dat maakte hem later tot de enige die met Londen kon onderhandelen.
Op het moment dat de opstand uitbrak, zat hij echter in Leuven. Hij repte zich naar Brussel, waar hij een niet onbelangrijke functie kreeg bij het Voorlopig Bewind kreeg. Hij moest de voornaamste grieven op papier zetten, werd adviseur van de burgerwacht van Brussel en ontmoette, samen met enkele anderen, op 31 augustus 1831 kroonprins Willem en prins Frederik in Vilvoorde.
Voor de volledige geschiedenis van de Belgische revolutie, zie Belgische Revolutie
In de eerste Belgische regering kreeg hij de portefeuille van Buitenlandse Zaken. Na het aantreden van Leopold I werd hij buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Londen. Van 30 juli 1845 tot 31 maart 1846 was Van de Weyer eerste minister.
[bewerk] Van de Weyer krijgt een standbeeld
Kort na zijn dood, op 8 juni 1874, besloot het Leuvense stadsbestuur een standbeeld van Van de Weyer te laten maken. Dit zou het eerste in de stad worden. De keuze van Van de Weyer was omstreden: hij was vijftig jaar lang niet in de stad geweest en hij had zelfs de Engelse nationaliteit aangenomen. Ook waren er andere 'grote' Leuvenaars, zoals Quentin Massys en Paus Adrianus VI.
Voor het geld werd een nationale inschrijving georganiseerd, van staatswege kwam er 20.000 frank. Het beeld zou op het Stationsplein (tegenwoordig: het Martelarenplein) geplaatst worden. De ontwerper was Charles Geefs. De inhuldiging gebeurde op zondag 1 oktober 1876, in aanwezigheid van de koninklijke familie.
Al snel werd het beeld echter het onderwerp van spot: studenten verfden het op 20 februari 1879 in verschillende kleuren. De brandweer moest uitrukken om het schoon te spuiten. Dit lukte niet, zodat de verf er afgeschrobd moest worden.
Na de Eerste Wereldoorlog moest het beeld echter plaats ruimen voor de herdenkingszuil voor het geleden oorlogsleed (zie: de geschiedenis van Leuven). Het werd in 1921 verplaatst naar het Ladeuzeplein, met de rug naar de bibliotheek, volgens de Leuvenaars omdat hij de vrouw in de nis (Maria die een adelaar, het symbool van Duitsland vertrappelt) niet mocht zien. Vanaf 1988 werd er daar echter een ondergrondse parking aangelegd, die het gewicht van het beeld niet kon dragen. Daarom werd het standbeeld in dat jaar weer ontmanteld en in stukken achtergelaten in het Sint-Donatuspark. Na enkele jaren werd het beeld terug samengesteld op de Kapucijnenvoer.
Belgische premiers | ||
Voorganger: |
Regering-Van de Weyer (30 juli 1845-31 maart 1846) | Opvolger: |
Voorganger: nieuw ministerie |
Minister van Buitenlandse Zaken 1831 |
Opvolger: Joseph Lebeau |
Voorganger: Jean-Baptiste Nothomb |
Minister van Binnenlandse Zaken 1845-1846 |
Opvolger: Barthélémy de Theux de Meylandt |
|}