Schaatspak
Een schaatspak is een aerodynamisch stuk sportkleding dat bij het schaatsen wordt gedragen. Een schaatspak sluit zich om de romp, de armen (tot de polzen) en de benen (tot de enkels).
Het schaatspak zoals dat thans gedragen wordt, deed zijn intrede in de professionele schaatssport zo rond de jaren 60 à 70. In die tijd reed het voltallige deelnemersveld in schaatswedstrijden nog rond in winterkleding, al dan niet getooid met een ijsmuts. De eerste deelnemer die in een strak aerodynamisch pak aan de start verscheen, werd aanvankelijk uitgelachen, totdat men ontdekte dat het dragen van een aangepast schaatspak de snelheid wel degelijk wist te verhogen. De rest van het deelnemersveld volgde al gauw.
Nadat aerodynamica als een steeds belangrijkere factor in de schaatssport werd beschouwd, is er veel tijd en geld ingestoken om de pakken sneller en comfortabeler te maken. Meer nog dan de rolwrijving van de schaatsen is de luchtwrijving een belangrijke factor, de luchtwrijving maakt zo'n 70 tot 80% uit van de totale wrijving. Op de Olympische Spelen van 1998 in Nagano kwam de introductie van de strips, die boven het hoofd op de plakken werden geplaatst. Onderzoek naar deze strips werd (onder meer) uitgevoerd door TNO en de Technische Universiteit Delft. In het testen van de strips werd onder meer geparticipeerd door de aan deze universiteit werkzame AIO Marnix ten Kortenaar.
De pakken bestaan uit verschillende stoffen die elk op een andere manier de aerodynamica moeten bevorderen. De Nike-pakken van de Spelen van 2006 bestaan uit zes verschillende materialen om dit doel te bewerkstelligen. De verschillende schaatsers die de pakken moesten dragen, waren er echter niet content mee, doordat ze niet lekker zouden zitten. In ieder geval de Canadezen en de Nederlanders weigerden om de nieuwe pakken te dragen, en verschenen uiteindelijk in hun oude pakken op de baan. De namen van de sponsors waren er provisorisch in de gauwigheid nog even snel opgestreken.