Passiflora suberosa
Passiflora suberosa | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stengel met bloemen en onrijpe vruchten |
|||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||
Passiflora suberosa L. (1753) |
Passiflora suberosa is een passiebloem met een groot verspreidingsgebied. Hij komt voor in het Caribisch gebied, Mexico en Midden- en Zuid-Amerika. De plant staat er bekend om dat de bladeren aan één en dezelfde plant sterk in vorm en grootte variëren. Een ander bekend verschijnsel is dat basis van de stam van de plant kurkachtig (=suberosa) wordt bij veroudering.
De plant heeft deels donzig behaarde stengels. De bladsteel is 0,5–4 cm lang. De bladeren variëren sterk in grootte van 2,5-13 x 2,3-17 cm groot, zijn gaafrandig en vaak drielobbig, maar kunnen ook ongelobd zijn. De 1,3-2,5 cm brede, groenachtige of witte bloemen groeien solitair of in paren in de bladoksels op 1-4 cm lange bloemstelen. De bloem bestaat alleen uit langwerpige, groene of witte, 0,5 - 1,5 x 0,2-0,5 cm grote kelkblaadjes. De kroonbladeren zijn niet aanwezig, wat typerend is voor passiebloemen uit de supersectie Cieca. De corona bestaat uit twee rijen. De buitenste rij is 0,3-0,7 cm lang, bruin, roodachig of violet aan de basis, daarna groen en groenachtig geel tot geel aan het uiteinde. De binnenste rij is 0,1-0,3 cm lang en geheel paarsbruin. Veel klonen van de plant zijn zelfbestuivend. De vruchten zijn bolvormig tot eivormig, 0,6-1,5 x 0,7-1,6 cm groot en worden rijp blauw tot donkerpaars.
P. suberosa is in België en Nederland gemakkelijk in de vensterbank te kweken. In de winter heeft de plant aan temperaturen rond de 7 ºC genoeg. Hij is te vermenigvuldigen door zaaien of stekken.