Neoliberalisme
Met de term neoliberalisme wordt verwezen naar de opleving van het economisch liberalisme die begon in de jaren tachtig. Het richtte zich vooral op de privatisering van overheidsbedrijven, zoals het openbaar vervoer en de posterijen en telefonie. De politieke stroming gaat ervanuit dat de vrije markt in staat is zaken beter te regelen dan organisaties die door de overheid gestuurd worden. Binnen het neoliberalisme schuift de overheid dus meer taken af van zichzelf naar de markt (het bedrijfsleven).
De term 'neoliberalisme' staat meestal niet voor een nieuwe ideologie (die komt namelijk overeen met die van het 19e eeuwse economisch liberalisme), maar is het geleidelijke proces naar meer marktwerking. Dit proces is in Europa vooral vanaf de jaren '90 ingezet in bijna alle grote politieke stromingen. Toch wordt de term ook wel gebruikt om een tussenvorm van kapitalisme en socialisme aan te duiden. Zie ook sociaal liberalisme. Belangrijk hierbij wel is op te merken dat de term 'neoliberalisme' voornamelijk door tegenstanders van de als zodanig aangeduide politiek wordt gehanteerd. Het is daarom wel een enigszins politiek gekleurde term.
Men kan betogen dat alle andere aspecten van het liberalisme, zoals scheiding van kerk en staat en de vrijheid van het individu, al volledig algemeen zijn geworden. In die zin kan neoliberalisme gezien worden als het laatste hoofdstuk van het proces naar een volledig liberaal-kapitalistische maatschappij. De Amerikaanse publicist Francis Fukuyama betoogde in zijn boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens dat wereldwijd een onvermijdelijk proces naar een liberaal-democratische maatschappij gaande is, nadat de grote ideologiën van de 20e eeuw hebben afgedaan.
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken van de overgangsproces naar een vrije markt
Vrije marktwerking is pas mogelijk als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.Onderdelen van het overgangsproces van een door de staat richting een door de mart gestuurde economie zijn:
- Overgang van staatsbedrijven, zoals openbaar vervoer en energievoorzieningen, via verzelfstandiging (overheid als enige aandeelhouder) naar privatisering (verkoop van de aandelen).
- Opsplitsing van de te privatiseren organisatie in bijvoorbeeld netbeheerder en netgebruiker, zodat concurrentie mogelijk wordt.
- Het geleidelijk ontstaan van een markt met meerdere concurrerende bedrijven. Immers, het om te vormen staatsbedrijf opereerde veelal in een monopoliesituatie.
- Hervormingen van het arbeidsrecht en versoepeling van het ontslagrecht.
De Nederlandse overheid heeft de afgelopen jaren veel van dergelijke processen op gang gezet, zoals in het geval de energiebedrijven (splitsing), de privatisering van de NS en de post. Veel van de ingezette privatiseringen zijn overigens niet volledig uitgevoerd. Er zijn veelvuldig randvoorwaarden verbonden aan het geprivatiseerde eigendom.
[bewerk] Context
Veel van de argumenten voor de hervormingen tot liberalisme zijn gelegen in de internationale economie, de mondialisering en de opkomst van nieuwe economieën, zoals China en India. Hun snelle economische groei zou diepgaande hervormingen in de westerse landen noodzakelijk maken.
Essentieel in het politieke denken binnen het neoliberalisme is de vraag of, en in welke mate, marktwerking gestuurd moet worden. Dit kan middels actieve overheidsbeleidsturing, of door middel van markttoezichthoudende organisaties die alleen de elementaire voorwaarden voor marktwerking bewaken, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van kartelvorming en prijsafspraken, en het onderhouden van een effectief vergunningenstelsel .
[bewerk] Politici
Het begin van de neoliberalistische golf is mogelijk de liberalisering van de Amerikaanse luchtvaart door de Democratische president Jimmy Carter in de jaren '70. Carter werd hiertoe geinspireerd door theorieën van onder andere de econoom Milton Friedman. Tot bijna ieders verbazing nam de werkgelegenheid niet af maar toe, toen de overheid afzag van zijn bemoeienis en prijsbewaking.
Bekende neoliberale politici zijn Margaret Thatcher en Ronald Reagan. In Nederland worden vooral de namen van de premiers Ruud Lubbers (CDA, 1982-1994) en Wim Kok (PvdA, 1994-2002), en Frits Bolkestein (VVD), geassocieerd met het neoliberalisme.
Het neoliberalisme, dat zich concentreert op economisch liberalisme, is te onderscheiden van het politiek liberalisme, dat uitgaat van een samenhangende visie op economie en maatschappij. Neoliberale politici hoeven niet van een liberale partij te zijn. Zo kunnen ook conservatieve partijen een Neoliberale politiek voeren. Zoals voornoemde Thatcher, die leider van de Engelse conservatieven was. Maar ook sociaal-democratische politici voeren sinds de jaren 80 vaak een min of meer neoliberaal beleid.
[bewerk] Kritiek
Belangrijkste kritiek op het neoliberalisme is dat de markt niet zorgt voor de zwakkeren in de samenleving. Het overgrote deel van de liberalen erkennen echter dat er dan ook een taak ligt voor de overheid in de herverdeling van middelen (een sociaal vangnet). Zij nemen dat de maatschappij als geheel het meest gediend is bij economische groei en vooruitgang, en dat de markt deze het beste tot stand brengt. De markt zorgt volgens liberalen immers voor de meest efficiente allocatie van middelen.
Een ander punt van kritiek op het neoliberalisme is dat het bedrijfsleven geen wettelijk vastgelegde democratische controle kent. Dit in tegenstelling tot de overheid, die wel een (indirecte) democratische controle kent of behoort te hebben. De liberalen brengen hier tegen in dat de burger als consument een veel directere en omvangrijkere invloed heeft op de markt door zijn keuzevrijheid om producten en diensten af te nemen, dan op de centralistische politieke besluitvorming.
Een terugtredende overheid veroorzaakt politieke desinteresse. Een overheid die alleen maar toezichthouder op afstand wil zijn op veel aspecten van de samenleving wordt technocratisch en oninspirerend gevonden. De burgers zullen zo'n overheid als afstandelijk beschouwen en het vertrouwen in de politici verliezen. De liberalen menen juist dat een overheid die zich beperkt in zijn taken geloofwaardiger en betrouwbaarder wordt. Een efficientere overheid kweekt draagvlak. En dat een kleiner en overzichtelijk georganiseerd overheidsapparaat is beter door democratische politiek aan te sturen.
Het is niet aangetoond dat marktwerking in elke soort organisatie en sector kan werken. De markt van consumentenartikelen of voedseldistributie etc. is een overzichtelijk systeem waar de belangen van de economische partijen makkelijk in elkaars verlengde kunnen liggen. Men suggereert dat de producten en diensten op lange termijn steeds beter en goedkoper worden, terwijl winsten en werkgelegenheid toenemen. Het is maar de vraag of die situatie ook voor andere sectoren te creëren valt.