Mordechai Vanunu
Mordechai Vanunu, ook wel aangeduid als John Crossman (na zijn overgang naar het christelijk geloof) (Hebreeuws: מרדכי ואנונו) (Marrakech, Marokko, 13 oktober 1954) is een voormalig Israëlisch nucleair technicus die in 1985 gevarieerde informatie over het kerninstituut in Dimona bekend maakte, waaronder Israëls bezit van kernwapens en logistieke informatie over de routes van de arbeiders op het instituut naar hun werk. Hij werd gekidnapt door de Israëlische geheime dienst Mossad en in Israël berecht.
De kinderrijke familie Vanunu emigreert uit Marokko naar Israël als Mordechai negen jaar oud is. Hij groeit op in Beër Sjeva, waar zijn vader religieuze artikelen op de markt verkoopt. Net als alle Joodse kinderen van zijn leeftijd gaat hij in militaire dienst, waarna hij een baan vindt bij het kerninstituut in Dimona. Hij tekent een contract dat hij geen bedrijfsinformatie prijs zal geven, en dat hij er zich van bewust is dat hij vijftien jaar in de gevangenis zal komen als hij dat wel zou doen.
Vanunu begint aan een studie economie aan de Ben-Gurion University of the Negev in zijn woonplaats Beër Sjeva. Later stapt hij over op filosofie en geografie. Mordechai is een politiek actief student, ook binnen de studentenvereniging. Na zijn B.A. begint hij aan een M.A. in filosofie. Op zijn werk smokkelt hij een fototoestel binnen en maakt hij vele foto's, onder andere van wat waarschijnlijk kernkoppen zijn.
In december 1985 wordt hij door zijn werkgever ontslagen wegens 'onstabiel gedrag'. Mordechai reist door het Verre Oosten en raakt in Australië in contact met dominee John McKnight, die hem weet over te halen zich te bekeren tot het christelijk geloof. Hij laat zijn foto's zien, waarop de dominee hem aanmoedigt deze te publiceren.
Later raakt Vanunu in contact met de The Sunday Times. Bij het verifiëren van Vanunu's getuigenis, stuurt de krant een verklaring van Mordechai naar de Israëlische ambassade in Londen. De ambassade bevestigt dat Vanunu in het kerninstituut heeft gewerkt. De Israëlische geheime dienst, de Mossad, besluit in te grijpen. Vanunu wordt romantisch verleid naar Italië en van daaruit gekidnapt naar Israël. The Sunday Times-krant publiceert het artikel nadat het contact met Mordechai Vanunu is verloren.
Bij zijn rechtszaak wordt hij verdedigd door een van Israël's bekendste advocaten, Avigdor Feldman. Deze staat hem ook bij tijdens zijn straf en na zijn vrijlating. Mordechai wordt verder bijgestaan door zijn broer Meir Vanunu, die een belangrijke rol vervulde in de internationale actie voor zijn vrijlating. Mordechai's vader daarentegen wil hem niet meer ontmoeten omdat hij zich heeft bekeerd tot het christelijk geloof.
De Israëlische regering ziet hem nog steeds als een veiligheidsrisico. Na het uitzitten van zijn gevangennisstraf (waarvan meer dan 11 jaar in een isoleercel), werd Vanunu op 21 april 2004 onder een groot aantal beperkingen vrijgelaten. Hij mag niet naar het buitenland reizen (tot minstens 19 april 2006), een mobiele telefoon of een paspoort bezitten, heeft politietoestemming nodig voor het verlaten van zijn woonplaats en voor het praten met buitenlanders en dient uit de buurt van luchthavens en havens te blijven. Direct na zijn vrijlating ging hij in de Anglicaanse kathedraal van St-George in Oost-Jeruzalem wonen.
Op 7 oktober 2004 ontving hij de Lennon Ono Peace Award. In 2005 wordt er een begin gemaakt aan een nieuw proces tegen Vanunu wegens het meermalig verbreken van de vrijheidsbeperkingen die hem zijn opgelegd.