Luis Echeverría
Lic. Luis Echeverría Álvarez (geboren Mexico-stad, 17 januari 1922) is een Mexicaans politicus. Hij was president van Mexico van 1970 tot 1976.
Inhoud |
[bewerk] Vroege jaren
Echeverría werd geboren in Mexico-stad. Hij studeerde recht aan de Nationale Autonome Universiteit van Mexico (UNAM) en in Chili. In 1946 sloot hij zich aan bij de Institutioneel Revolutionaire Partij (PRI), die welhaast een monopoliepositie op de macht bezat. Hij klom op in de gelederen van de PRI en werd de persoonlijke secretaris van partijvoorzitter Rodolfo Sánchez Taboada. In 1964 werd hij minister van binnenlandse zaken onder Gustavo Díaz Ordaz (1964-1970).
In deze functie wordt hij medeverantwoordelijk gehouden voor het Bloedbad van Tlatelolco, een schietpartij aan de vooravond van de Olympische Spelen waarbij 200 tot 300 demonstranten om het leven kwamen. Echeverría zelf heeft betrokkenheid altijd ontkend en zei dat hij pas na afloop via de telefoon van het bloedbad op de hoogte werd gesteld. De gebeurtenissen van 1968 hebben hoe dan ook zwaar een stempel gedrukt op de rest van Echeverrías loopbaan
[bewerk] Verkiezing
Zoals gebruikelijk wees de zittende president de PRI-kandidaat voor de verkiezingen aan (dedazo). In 1969 werd aldus Echeverría door Díaz Ordaz tot kandidaat voor de verkiezingen van 1970 aangewezen. Dit was een enigszins opvallende keus totnogtoe alleen ambten had bekleed waarin hij werd benoemd, en nog nooit aan een verkiezing had deelgenomen. Echeverría werd op deze manier de eerste van een reeks technocratische presidenten.
Tijdens zijn verkiezingscampagne vroeg Echeverría om een minuut stilte voor de slachtoffers van Tlatelolco. Hiermee haalde hij zich te woede van de legerleiding en Díaz Ordaz, die zelfs even overwoog Echeverría's kandidatuur in te trekken. Uiteindelijk versloeg Echeverría zonder enige moeite Efraín González Morfín, kandidaat van de Nationale Actiepartij (PAN), de enige oppositiepartij van enige betekenis. Echeverría behaalde 86,02% van de stemmen en González 13,98%.
[bewerk] Presidentiële termijn
Echeverría voerde een links-populistisch programma. Er werd dan ook verwacht dat hij zich zou ontwikkelen tot een nieuwe Lázaro Cárdenas. Nadat boerenorganisaties in Sinaloa en Sonora landhervormingen eisten, onteigende Echeverría land van grootgrondbezitters en verdeelde hij het onder arme boeren, waarbij de oorspronkelijke eisers overigens niets kregen. De voedselproductie bleef echter achter, zodat er geïmporteerd moest worden. De grootgrondbezitters kregen later een ruime compensatie, waardoor dit alles zwaar op de financiën drukte. Onder Echeverría's bestuur kwam sowieso een einde aan de periode van ongekende economische groei, het Mexicaanse Wonder, die tijdens de Tweede Wereldoorlog begonnen was. De buitenlandse schuld stegen van USD $6 miljard in 1970 tot USD $20 miljard in 1976 en onder zijn bewind vonden drie devaluaties van de Mexicaanse peso plaats, waarmee de waarde zakte van 12 tot 22 peso's per dollar. Door het aanboren van nieuwe olievelden in de Golf van Campeche ten tijde van de oliecrisis kon een economische ramp uitgesteld worden. Hij nationaliseerde de mijnbouw, de elektische industrie, de telefonie en de tabaksindustrie. Door haar economische beleid lag de Mexicaanse regering regelmatig in de clinch met de zakenwereld. De ontvoering van en moord op Eugenio Garza Sada wordt door sommigen dan ook wel aan de regering-Echeverría toegeschreven.
Echeverría probeerde met populustische retoriek studenten aan te trekken. Echeverría nam veel jonge mensen op in zijn kabinet en verlaagde de stemgerechtigde leeftijd. De gebeurtenissen van 1968 en zijn repressieve beleid zorgden ervoor dat hij ook bij links bijzonder impopulair werd. Onder zijn bestuur verhevigde de Vuile Oorlog. Toen Echeverría poogde een bezoek te brengen aan de UNAM werd hij door boze studenten van de campus gejaagd. De nog steeds sluimerende onrust escaleerde na het Bloedbad op Corpus Christi in 1971 waarbij tientallen studenten door PRI-knokploegen werden gedood en waarbij zelfs gewonden tot in het ziekenhuis werden gevolgd om alsnog gedood te worden. In Mexico kwamen niet minder dan zeventien guerrillabewegingen op. Op verschillende plaatsen vonden bomaanslagen plaats, en er waren pogingen Echeverría's schoonvader en Rubén Figueroa Figueroa, gouverneur van Guerrero, te ontvoeren. In Guerrero waren de gevechten het hevigst. Echeverría stuurde niet minder dan 15% van het Mexicaanse leger naar guerrilla en liet dorpen met napalm bestoken. Luis Cabanas, de belangrijkste guerrillaleider uit Guerrero, werd in 1974 om het leven gebracht. Ook in Oaxaca werd er hevig gevochten. De Arbeiders-, Boeren-, en Studentencoalitie van de Istmus (COCEI) probeerde veranderingen te bewerkstelligen in Juchitán. De gevechten in Oaxaca leidden tot de militaire bezetting van de hoofdstad Oaxaca de Juárez en andere steden, en ook in de Universiteit van Oaxaca werd met militair geweld ingegrepen.
Om de druk enigszins van de ketel te halen ging Echeverría over tot voorzichtige hervormingen, de apertura democrática (democratische opening). Zo werd bepaald dat oppositiepartijen gegarandeerd 100 van de 400 zetels in het Congres van de Unie zouden krijgen. In de praktijk betekende dit echter weinig, aangezien die 100 zetels vrijwel geheel werden gevuld door aan de PRI loyale satellietpartijen, met name de Authentieke Partij van de Mexicaanse Revolutie (PARM). Op deze manier kon de oppositie gecontroleerd worden en worden ingekapseld in het systeem. Critici van het systeem kregen vaan goedbetaalde erebaantjes toebedeeld, zodat ze zelf voordeel hadden bij het instandhouden van het systeem en verder hun mond zouden houden. In 1974 werden de territoria Quintana Roo en Baja California Sur opgeheven en als volwaardige staten erkend.
Hoewel Echeverría hard optrad tegen binnenlandse tegenstanders, ontving hij dissidenten van andere Latijns-Amerikaanse landen met open armen. Echerverría steunde Salvador Allende in Chili en Fidel Castro in Cuba, en veroordeelde de Verenigde Staten als imperialistisch. Regelmatig hadden Echeverría en zijn Amerikaanse collega Richard Nixon conflicten over irrigatie in het Mexicaans-Amerikaanse grensgebied. Onder Echeverría poogde Mexico zich internationaal een positie van derdewereldleider te verwerven. Hij veroordeelde het zionisme en stemde voor de controversiële VN-Resolutie 3379, waarin zionisme als racistisch werd bestempeld. Ook liet hij de PLO een kantoor openen in Mexico-stad. Joodse organisaties in de Verenigde Staten waren hier woedend over en riepen op tot een boycott tegen Mexico. Verder breidde Echeverría Mexico's territoriale wateren uit tot 200 zeemijl uit de kust.
Een van de weinige aspecten van Echeverría's regering die als positief werd beoordeeld waren zijn maatregelen om de bevolkingsgroei af te remmen. Nadat Echeverría geïnformeerd was wat voor kwalijke gevolgen een ongebreidelde bevolkingsgroei kan hebben stimuleerde hij geboortebeperking, waardoor het kindertal vrijwel onmiddellijk begon af te nemen. In het jaar 2000 had Mexico ongeveer 100 miljoen inwoners, terwijl dat er zonder Echeverría's maatregelen naar schatting 150 miljoen geweest zouden zijn.
Echeverría bevorderde tijdens zijn termijn het toerisme. Na een computerstudie werd bepaalt dat Cancún een geschikte plek was om een grootschalige badplaats uit de grond te stampen begon men met het ontwikkelen daarvan. Tegenwoordig heeft Cancún Acapulco als belangrijkste badplaats voorbij gestreefd en is bovendien het merendeel van de Cancunse toeristenindustrie in Mexicaanse handen.
Gedurende zijn termijn was Echeverría voortdurend het onderwerp van geruchten en grappen, ook binnen de PRI. Hij was de laatste president met militaire connecties; zijn vrouw María Esther Zuno was de dochter van generaal José Guadalupe Zuno, voormalig gouverneur van Jalisco. Hierdoor was er een bijzonder hardnekkig gerucht dat Echeverría een staatsgreep aan het voorbereiden was. Dit gerucht is nooit bewaarheid.
[bewerk] Opvolging en Nalatenschap
Echeverrías termijn wordt vrijwel unaniem als een enorme mislukking gezien. Hij is een van de meest impopulaire presidenten uit de Mexicaanse geschiedenis en wordt beschuldigd van het onverantwoord omgaan met de overheidsfinanciën waardoor een economische crisis werd veroorzaakt en van het voeren van een dictatoriaal beleid waardoor Mexico op de rand van een burgeroorlog belandde.
Echeverría benoemde zijn minister van financiën en jeugdvriend José López Portillo tot zijn opvolger. Aangezien de oppositiepartijen uit onvrede met de monopoliepositie van de PRI de verkiezingen boycotten werd López Portillo in 1976 met 100% van de stemmen tot president gekozen.
[bewerk] Latere jaren
In de jaren na zijn presidentschap deed Echeverría een weinig succesvolle poging een derdewerelduniversiteit op te richten. In 1981 deed hij een poging gekozen te worden tot secretaris-generaal van de Verenigde Naties, doch verloor die verkiezing aan Javier Pérez de Cuéllar. Sindsdien heeft hij zich politiek op de achtergrond gehouden, hoewel hij in de jaren '90 Ernesto Zedillo steunde tegen Carlos Salinas.
Nadat in 2000 Vicente Fox van de PAN de presidentsverkiezingen won en er een einde kwam aan de macht van de PRI, werd het repressieve verleden van Mexico onder de loup genomen en een poging gedaan de verantwoordelijken berecht te krijgen.
Op 23 juli 2004 werd Echeverría aangeklaagd en beschuldigd van betrokkenheid in het bloedbad op Corpus Christi. Uit documenten zou blijken dat hij opdracht had gegeven tot het creëren van een geheime politieenheid, los Halcones (de Valken). Echeverría is beschuldigd van genocide. Het is voor de eerste keer in de geschiedenis dat iemand in Mexico beschuldigd is voor genocide. Echeverría kan niet voor moord worden berecht, vanwege de verjaringstermijn. Volgens de aanklagers kunnen Tlatelolco en Corpus Christi genocide worden genoemd, omdat volgens de Mexicaanse wet genocide gedefinieerd wordt als (het pogen tot) uitroeing van een bevolkingsgroep. Echeverría had, volgens de aanklagers, gepoogd studenten uit te roeien. De rechter weigerde een arrestatiebevel uit te vaardigen, omdat de gebeurtenissen naar zijn oordeel geen genocide waren. Echeverría ontkent enige betrokkenheid bij te moorden.
Nadat voorheen geheime informatie was vrijgegeven, werd Echeverría op 11 februari 2005 opnieuw aangeklaagd. De rechter weigerde echter wederom Echeverría te berechten omdat de wet die stelt dat genocide niet kan verjaren werd aangenomen nadat Echverría de misdaden begaan zou hebben. Later in 2005 werd dan weer besloten dat Echeverría wel berecht kon worden, omdat de verjaarperiode van 30 jaar pas was ingegaan na het aftreden van Echeverría. Dit betekent dat Echverría's aanklagers nog tot 30 november 2006 de tijd hebben Echeverría veroordeeld te krijgen. Later werd dan weer besloten dat Echeverría niet veroordeeld kan worden, aangezien de wet waarin staat dat genocide niet kan verjaren pas werd aangenomen nadat Luis Echeverría zich aan genocide schuldig zou hebben gemaakt, en wetten in Mexico nooit met terugwerkende kracht gelden.
De laatste jaren is zijn gezondheidstoestand achteruit gegaan, en in januari 2006 was hij gedurende enige tijd opgenomen in het ziekenhuis. Op 29 november 2006 werd er opnieuw een arrestatiebevel tegen Echevería uitgevaardigd.
Voorganger: Gustavo Díaz Ordaz |
President van Mexico 1970-1976 |
Opvolger: José López Portillo |