Louis de la Censerie
Louis (Joseph Jean Baptiste) de la Censerie (Brugge, 7 september 1838 - Brugge, 2 september 1909) was een befaamd Belgisch architect uit de 19e en begin 20e eeuw.
De familienaam werd dikwijls op verschillende wijze geschreven: Delacenserie, Delasencerie, Dela Censerie en Dela Sencerie.
Zijn vader Louis Delacenserie was een koopman uit Doornik en later een aannemer. Het bouwen zat dus in het bloed.
Hij kreeg, van 1850 tot 1857, een klassieke opleiding aan de Vrije Academie in Brugge, onder de leiding van Jean-Brunon Rudd (Brugge, 1792-1870), tevens stadsarchitect van Brugge.
Als jonge architect ging hij werken bij de Gentse architect Louis Roelandt, bekend voor zijn neoklassieke ontwerpen. Daarom is het niet verwonderlijk dat zijn eerste ontwerpen, daterend voor 1870, klassiek van stijl waren, zoals de gevelrijen in de Niklaas Desparsstraat (Brugge).
Hij werd in 1862 laureaat van de prestigieuze Prijs van Rome voor architectuur. Met de reisbeurzen, die hij hierdoor gewonnen had, kon hij zich vervolmaken in Parijs, Italië en Griekenland.
Hij keerde terug in Brugge en werd er, na het overlijden van Jean-Brunon Rudd, in 1870 de stadsarchitect. Hij zou deze functie blijven uitoefenen tot 1892 (opgevolgd door Charles De Wulf). Hij werd tevens benoemd als leraar architectuur aan de Vrije Academie van Brugge, waar hij in 1889 directeur werd - de naam van academie was toen al veranderd in ‘Stedelijke Academie’. Hij werd in 1879 aangesteld tot lid van het provinciaal Comité van de “Koninklijke Commissie voor Monumenten”.
Als stadsarchitect heeft hij zijn stempel gedrukt op het stadsbeeld van Brugge. Hij zette zich in voor de restauratie van de oude gevels. Zijn voorkeur ging duidelijk uit naar de zuivere neogotiek. Hij had een grondige kennis van de middeleeuwse technieken, maar voor het eigenlijk geraamte gebruikte hij steeds eigentijdse technieken (zoals metaalconstructies in de Minnewaterkliniek).
In die neogotische stijl restaureerde hij verschillende Brugse gebouwen:
- Heilig-Bloedbasiliek (1870-1877),
- de Burgerlijke Griffie (1873-1883) (met gedeeltelijke afbraak en herbouwing),
- het Tolhuis (1879) op het Jan van Eyckplein,
- het Gruuthusecomplex (1883-1895) (oost- en zuidvleugels),
- het stadhuis (1894-1895 en 1903-1904),
- het Sashuis (1895-1897) aan het Minnewater,
- het postkantoor op de Markt,
- de Poortersloge (1899-1903) ,
- de westgevel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk (1905-1909).
Hierdoor werd het uitzicht van Brugge langzaam aan veranderd in een neogotisch openluchtmuseum.
Naast zijn werk als stadsarchitect van Brugge voerde hij veel privé en openbare opdrachten uit :
- stadhuis van Diksmuide (1877-1900),
- de normaalschool van Brugge (1880-1883),
- het Sint-Janshospitaal in Brugge,
- het Centraal Station van Antwerpen (1894-1898), gebouwd in eclectische stijl en met de stationshal in neobarok. Deze spoorwegkathedraal, het hoogtepunt in de Belgische stationsarchitectuur, is al dikwijls gebruikt als decor in films.
- de Sint-Petrus-en-Pauluskerk (1901-1905) van Oostende. Dit is misschien wel zijn meest bekend werk, een dekanale kerk met de allures van een neogotische kathedraal.
- de kazerne met officiersmess in Oostende.
Louis de la Censerie was nooit gehuwd. Hij overleed waarschijnlijk aan een hartinfarct.
Zijn werk is in de loop der tijd op verschillende mate gewaardeerd geweest. Maar sinds 1970 kwam hij opnieuw in de belangstelling. Nu beschouwt men hem als een stuwende kracht achter de wederopbloei van de Vlaamse architectuur in de 19e eeuw.