Jozef Clemens van Beieren
Jozef Clemens van Beieren (München, 5 december 1671 – Bonn, 12 november 1723) was bisschop van Regensburg (1685 – 1716) en Freising (1685 – 1694), aartsbisschop en keurvorst van Keulen (1688 – 1723), prins-bisschop van Luik (1694 – 1723) en bisschop van Hildesheim (1702 – 1723).
[bewerk] Leven
Jozef Clemens was de derde zoon van keurvorst Ferdinand Maria van Beieren en Adelheid van Savoye. Tegen zijn wil werd hij in zijn jeugd opgeleid om geestelijke te worden. Dit hield onder andere in dat hij in 1683 coadjutor van het bisdom Regensburg werd, gevolgd door het bisdom Freising in 1684. Toen bisschop Albert Sigismund van Beieren in 1685 overleed, werd hij ook bisschop van deze gebieden.
In 1688 werd hij, ondanks zijn minderjarigheid, door toedoen van paus Innocentius XI en keizer Leopold I tot aartsbisschop van Keulen benoemd. Dit zeer tegen de zin van het kapittel, dat Willem Egon van Fürstenberg had gekozen.
Kort voor het uitbreken van de Spaanse Successieoorlog sloot hij een verbond met Lodewijk XIV van Frankrijk. Hierop werd Bonn in 1702 door keizerlijke troepen bezet en vluchtte Jozef Clemens naar Namen. Vanaf 1704 woonde hij te Lille en van 1709 tot 1714 te Valenciennes.
Na de Vrede van Rastatt kon hij in 1715 terugkeren naar Bonn. Hij stierf er in 1723 en werd net als zijn Beierse voorgangers bijgezet in de Dom van Keulen.
[bewerk] Kinderen
Jozef Clemens had drie kinderen:
- bij Constance de Grousselier
- bij Anne Françoise de Louchier
- Emanuel de Bavière
Voorganger: Albert Sigismund van Beieren |
Bisschop van Regensburg 1685-1716 |
Opvolger: Clemens August van Beieren |
Voorganger: Albert Sigismund van Beieren |
Bisschop van Freising 1685-1794 |
Opvolger: Clemens August van Beieren |
Voorganger: Maximiliaan Hendrik van Beieren |
Aartsbisschop van Keulen 1688-1723 |
Opvolger: Clemens August I van Beieren |
Voorganger: Johan Lodewijk van Elderen |
Prinsbisschop van Luik 1694-1723 |
Opvolger: George II Lodewijk van Bergen |
Voorganger: Joost Edmond van Brabeck |
Bisschop van Hildesheim 1702-1723 |
Opvolger: Johann Franz Eckher von Kapfing und Lichteneck |