Hypatia
Hypatia (in het Grieks: Υπατία) was een Griekse wiskundige en filosofe. Ze leefde van 370 tot 415.
Zij wordt wel de eerste vrouwelijke wiskundige genoemd. Ze leefde in Alexandrië (Egypte) en doceerde wiskunde en neoplatonische filosofie. Vanwege haar vooruitstrevende en wetenschappelijke manier van denken en doen werd zij in stukken gereten door een menigte christenen. Sommigen beweren dat de patriarch Cyrillus van Alexandrië daar de hand in had.
[bewerk] Leven en werk
Over Hypatia's leven is slechts weinig bekend en de meeste bronnen zijn onbetrouwbaar. Op de eerste plaats kunnen we het aan haar gewijde artikel in de Suda, de Byzantijnse encyclopedie, noemen. Veel van dit verhaal komt echter uit tweede hand en is geromantiseerd. Betrouwbaarder is mogelijk de informatie die haar tijdgenoot Socrates Scholasticus biedt in zijn Kerkgeschiedenis (Historia ecclesiastica, VII 15)). De derde belangrijke bron zijn brieven van de bisschop Synesius van Cyrene, die haar leerling was en haar ook later nog graag raadpleegde. Alle latere artikelen over haar baseren zich op deze drie bronnen.
Hypatia was de dochter van de wiskundige Theoon van Alexandrië die als geleerde aan het Mouseion en aan de Bibliotheek van Alexandrië was verbonden. Deze leidde haar op in de wiskunde. Later breidde ze haar studie verder uit naar filosofie, astronomie en muziek. Ze verzamelde hierbij een kring van leerlingen om haar heen, die zij bij haar thuis onderwees. Wellicht ging het hierbij om een soort van filosofisch-literair salon, zoals we die in de achttiende eeuw terug vinden. Er wordt vaak gewag gemaakt van het feit dat ze voortreffelijke relaties onderhield met de leidende politici van Alexandrië, in het bijzonder met de Romeinse prefect Orestes, wat haar uiteindelijk noodlottig werd. Haar aanzien in Alexandrië zou zo groot geweest zijn, dat voor haar de leerstoel voor platonische filosofie ingeruimd werd. Haar tijdgenoot, de christelijke historicus Socrates Scholasticus, schets het volgende portret van haar in zijn Kerkgeschiedenis:
- Er was in Alexandrië een vrouw met de naam Hypatia, dochter van de filosoof Theoon, die in de literatuur en wetenschap zo succesvol was, dat zij alle filosofen van haar tijd overtrof. Toegelaten tot de School van Plato en Plotinus hield zij voordrachten over de grondbeginselen van de filosofie. Veel toehoorders kwamen van ver weg om door haar onderwezen te worden. Dankzij haar soevereine optreden en haar elegante verschijning, die zij zich als gevolg van haar geestesbeschaving aangemeten had, verscheen zij vaak in de openbaarheid in tegenwoordigheid van staatslieden. Zij schuwde het ook niet om naar openbare samenkomsten van mannen te gaan. Alle mannen bewonderden haar daarvoor op grond van haar buitengewone waardigheid en deugd des te meer.
Aan Hypatia worden meerdere schriftelijke werken toegeschreven, daaronder commentaren op Arithmetika van Diophantus en de Konica (kegelsneden) van Apollonius. Ook schreef zij commentaren op het werk van de wiskundige en astronoom Ptolomaeus. Omdat geen originele handschriften overgeleverd zijn, kunnen we over ons over de klasse van haar werk geen eigen beeld vormen. In de oudheid was haar reputatie echter legendarisch. Wegens de meermaal vermelde astronomische instrumenten, die zij bij haar onderricht in zou hebben gezet, kan vermoed worden dat zij voornamelijk door een visueel-experimentele voordracht indruk maakte op haar toehoorders; dus dat zij eerder natuurwetenschap bedreef dan klassieke speculatieve filosofie. Haar unieke roem — hooguit vergelijkbaar met het aanzien van de dichteressen Sappho, Korinna en Aspasia — getuigen de volgende verzen van Palladas (vertaling):
- Mag ik je zien, horen, huldig ik op mijn knieën,
- het sterrenhuis voor ogen, waar de jonkvrouw woont.
- Want naar de hemel wijst jouw handelen en de kunst
- waarmee jij spreekt, verheven Hypatia,
- jij stralend sterrenbeeld van geestrijke wetenschap!
[bewerk] Moord op Hypatia
In de moderne tijd is Hypatia voornamelijk in herinnering gebleven vanwege de gruwelijke manier waaop zij vermoord werd. In het jaar 415 werd zij door een door christelijke ijveraars opgejutte menigte op beestachtige wijze vermoord. Op de details van de moord en de achtergronden daarvan bestaan verschillende visies. Socrates Scholasticus schrijft in het vervolg van het bovenstaande citaat het volgende:
- Maar ze werd zelfs slachtoffer van de politiek jaloezie, die in die tijd heerste. Want omdat ze dikwijls met Orestes gesprekken voerde, verspreidde onder de christelijke bevolking de laster, dat zij het was waardoor Orestes zich niet weer met de bisschop [d.w.z. Cyrillus van Alexandrië] zou verzoenen. Daarom wachtte enkele, die door een wilde en schijnheilige eerzucht gedreven werden, wiens aanvoerder een voorganger onder de naam Petros was, haar op haar thuisweg op, trokken haar uit de koets, brachten haar in de kerk met de naam Caesarion, waar zij naakt uitgekleed werd en dan met bakstenen doodgeslagen werd. Nadat ze haar lichaam in stukken uiteen getrokken hadden, brachten ze haar verminkte ledematen naar een plaats met de naam Kinaron en verbrandden ze die daar. Deze affaire bracht een niet geringe smet, niet alleen op Cyrillus maar op de hele Alexandrijnse kerk. En met zekerheid kan niks verder van de geest van het christendom verwijderd zijn dan zulk een slachting, gewelddaden en mishandelingen toe te laten! Dit gebeurde in maart, tijdens de vastentijd, in het vierde jaar van Cyrillus' episcopaat, onder het tiende consulaat van Honorius en het zesde van Theodosius [d.w.z. 415 n.Chr.].
De koptische bisschop Johannes van Nikiu, een schrijver uit de 7e eeuw, beschrijft de moord op Hypatia in zijn Wereldkroniek op de volgende wijze, waar hij zich duidelijk op Socrates baseert, maar tot een volledig tegenovergestelde conclusie komt:
- En een aantal gelovigen verhief zich onder leiderschap van de raadheer Peter — deze Peter was een volledig rechtzinnig aanhanger Jesu Christi — en zij trokken eropuit, om de heiden te zoeken, die het volk en de prefect met haar hekserij betoverd had. En toen ze er achterkwamen, waar zij was, drongen zij zich voor haar en vonden haar in een draagstoel zittend; en ze dwongen haar uit te stappen en sleepten haar mee en brachten haar naar de grote kerk van Caesarion. Het was vastentijd. Ze scheurde haar de kleren van het lijf en sleepten haar door de straten, totdat ze dood was. Toen brachten ze haar naar een plaats, die Cinaron heette, en verbranden haar lichaam met vuur. En het hele volk verzamelde zich om de patriarch Cyrillus en noemden hem de nieuwe Theophilus, omdat hij de laatste resten van de afgodenverering in de stad vernietigd had.
Wat de oorzaak van de volkswoede was en door wie deze aangewakkerd werd, is niet helemaal verklaard. De overwegende mening is dat aan de voorbeeldig geënsceneerde heidenenvervolging van Hypatia een sluimerend conflict tussen het hoofd van de stad Orestes en de later heilig verklaarde bisschop Cyrillus van Alexandrië ten grondslag lag. Hypatia leefde in een tijd van een hevige machtstrijd tussen gematigde heidenen en christenen in Alexandrië aan de ene kant en fanatieke fundamentalistische christenen aan de andere, welke de eenduidige vernietiging van het heidendom eisten. In 391 n.Chr. had de patriarch Theophilus van Alexandrië de vernietiging van alle heidense tempels verordonneerd, zoals een decreet van Theodosius I verlangde. Mogelijkerwijs is bij deze vernietigingsactie ook het Museion als tempel van de Muzen geslachtofferd. Dit lot overkwam in ieder geval het Separion — tempel en filiaal van de grote bibliotheek.
Een indruk van de van de politieke onlusten van die tijd biedt een brief, die Hypatia's meest prominente leerling en bewonderaar, de latere bisschop Synesius van Cyrene, aan haar geschreven heeft. In één van de brieven (nr. 154) beklaagd deze zich over de christelijke ijveraars: Hun filosofie bestaat uit de simpele formule steeds god als getuige aan te roepen, zoals Plato deed, wanneer ze iets beweren of bestrijden. Elke schim zou deze lieden overtreffen, als hij zich over iets zou uitlaten. Maar hun aanmatiging is enorm. In deze brief deelt hij bovendien aan Hypatie mee, dat deze mensen hem aangeklaagd hebben omdat hij niet toegestane kopieën van boeken in zijn bibliotheek zou verbergen. Blijkbaar werden in die tijd de bestanden van de bibliotheek bewerkt om ze in overeenstemming met het christelijke dogma te brengen.
De in de laatantiek opkomende afstraffing van vermeende hekserij voert terug op een decreet van keizer Constantius II, die voor bestrijding van bijgeloof had bevolen dat alle tovenaars in Rome voor wilde dieren geworpen moesten worden; in de provincies daarentegen zou hen het vlees met ijzeren haken van het lijf moeten worden gescheurd. De moord op Hypatia past binnen deze wet. Zij kan daarom als eerste slachtoffer van de christelijke heksenvervolging worden gezien.
Het historische martelaarschap van Hypatia vertoont opvallende overeenkomsten met de heilige Catharina van Alexandrië. Mogelijkerwijs is de legende van de heilige Catharina een later herschrijven van de werkelijke gebeurtenissen.