Huismus
|
|||||||||||||||||||
De huismus (Passer domesticus) is een kleine zangvogel die samen met ongeveer twintig andere mussensoorten zoals de ringmus, behoort tot de familie Passeridae.
De huismus eet voornamelijk van zaden en insecten. De zang van het vogeltje is niet zeer uitgebreid, het beperkt zich doorgaans tot getjilp. De huismus beweegt zich vliegend of hippend voort. De mus is een standvogel: hij blijft doorgaans rond dezelfde plek wonen.
Het mannetje is duidelijk te onderscheiden van het vrouwtje, omdat de eerste zwarter en bruiner getekend is (zie foto).
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken
De huismus is 14 tot 16 cm lang en weegt maximaal 30 gram. Het mannetje heeft een grijze kruin en een zwarte bef, terwijl het vrouwtje een gestreepte rug heeft met een effen lichte borst. Beide seksen hebben een oogstreepje.
[bewerk] Voortplanting en ontwikkeling
Een mussenpaar bouwt gezamenlijk een nest, waarin het vrouwtje vier tot zeven eieren legt. Na ongeveer 12 dagen broeden komen de eieren uit. Als de kuikens uit het ei komen, zijn ze nog naakt (zie foto) en wegen niet meer dan 3 gram. Zodra er iemand in de buurt komt, sperren ze de nog relatief grote bek wijd open in de hoop op voedsel. Gedurende deze eerste dagen worden de kuikens door beide ouders met klein dierlijk voedsel gevoed, maar al snel wordt het dieet gevarieerder en plantaardiger. Na ongeveer twee weken vliegen de jongen uit. Ze blijven hierna nog enige tijd afhankelijk van de zorg van de ouders en worden nog regelmatig gevoed.
[bewerk] Verspreiding
De huismus leeft in grote delen van de wereld, in ieder geval in bijna alle gematigde en subtropische gebieden, vaak dicht bij of in de woongebieden van mensen. Voor een deel is de verspreiding op een natuurlijke wijze verlopen, voor een deel is de huismus door de mens verspreid en geldt als een cultuurvolger.
De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbreiding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord-Amerika, Australië en in Nieuw-Zeeland is de huismus tussen 1850 en 1870 bewust op verschillende plaatsen uitgezet. In 1872 werden ze Buenos Aires uitgezet en in 1953 in Peru. In 1890 werden huismussen in Zuid-Afrika uitgezet.
In koudere streken, zoals rond de poolcirkel, kan de mus dankzij de warme omgeving van de mensen overleven. De huismus en de ringmus hebben een deels complementaire spreiding: waar de huismus de overhand heeft, zijn er veel minder ringmussen, en vice versa.
Onder meer in Nederland en Vlaanderen is de huismussenpopulatie de laatste decennia drastisch afgenomen. Hiervoor zijn diverse oorzaken verondersteld:
- Meer huizen werden gebouwd zonder dakpannen, of de afwerking van de daken was zo goed dat de huismus geen nestjes in kieren en dergelijke kon bouwen;
- Meer tuinen werden betegeld
- Naarmate paard en wagen werd vervangen door de auto, werd er steeds minder graan op de straten gemorst;
- Veranderingen in de landbouw:
- Men ging bijvoorbeeld vaak over op het verbouwen van andere gewassen dan graan en koren;
- Men gebruikte meer insecticiden waardoor er ook minder insecten waren;
- Men ging mest beter afgesloten bewaren, waar voorheen veel insecten buiten bij rondvlogen;
- De oogst werd efficiënter waardoor er minder voor de musjes bleef liggen
- Efficiëntere bebouwing in de steden waardoor er minder ruwe en onbebouwde terreinen overbleven waar voedsel te vinden is;
- Het in onbruik raken van het buiten uitkloppen van tafelkleden na het eten.
- Populariteit van de kat als huisdier, het aantal katten in Nederland is sinds de jaren 90 van de twintigste eeuw sterk toegenomen
Eind 2004 staat de huismus als 'zorgelijk' weergegeven op de Rode Lijst voor bedreigde vogelsoorten en geldt de vogel als gevoelige diersoort. Het aantal broedparen is afgenomen van 1-2 miljoen eind jaren zeventig, tot ½-1 miljoen nu, en dit aantal neemt nog steeds af. Na de merel is de huismus echter nog steeds de meest algemene broedvogel in Nederland. Ook in andere Europese landen zijn florerende mussenpopulaties te vinden.
Roofvogels zoals de sperwer en zoogdieren zoals de kat zijn natuurlijke vijanden van de huismus.
In de winter kan de mus vaak overleven dankzij het bijvoederen door mensen. Hiervoor zijn vetbolletjes geschikt, alsmede pindanetjes en oud brood.
[bewerk] Ondersoorten
De huismus heeft een aantal ondersoorten, die in twee groepen verdeeld kunnen worden: de domesticus-groep en de indicus-groep. De domesticus-groep komt voor in Europa, Noord-Afrika en Arabië, de indicus-groep komt voor in Azië. Twee ondersoorten van de indicus-groep zijn trekvogels die de winters doorbrengen in dalen en 's zomers hoog in de bergen broeden.
De Italiaanse mus (Passer italiae) wordt door sommige auteurs ook als ondersoort van de huismus gezien: Passer domesticus italiae.
[bewerk] Trivia
- De mus is het symbool van de wulpsheid op oude prenten en schilderijen.
[bewerk] Figuurlijke betekenis
- De figuurlijke betekenis van huismus is iemand die vaak thuis zit of zelden buiten komt.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
- SoortenBank.nl beschrijving, afbeeldingen en geluid
- De huismus op vogelbescherming.nl
- Stichting De Mus
Bron(nen): |
|
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Passer domesticus op Wikimedia Commons. |