Hopliet
Een Hopliet (oud-Grieks: ὁπλίτης) is een Oud-Grieks soldaat met een lange lans, een zwaard, een schild, armbescherming, borstpantser en scheenplaten (panhoplia). De hopliet staat tegenover de lichtgewapende γυμνής (gumnếs) en ψιλός (psilós).
De naam hopliet is afkomstig van het Griekse woord ὅπλον (hoplon), wat 'zwaar bewapend' betekent en niet, zoals algemeen gedacht wordt, de naam van het schild (in het Grieks ἀσπίς genaamd). Dit schild was rond en van hout gemaakt. Het had een lederen voering en een bronzen overtrek, het woog ongeveer acht kilo. Met zo’n schild had men nog armbescherming en scheenplaten in brons nodig. Een Griekse soldaat droeg ook een borstpantser ter bescherming van zijn bovenlichaam tijdens het gevecht. Deze bepantsering kende twee verschillende types. De linothorax was een wapenuitrusting die gemaakt werd uit verschillende op elkaar gelijmde stukken linnen. Voor één linothorax kon men tot 20 lagen linnen hebben en het bood een goede bescherming tegen snij- en steekwonden. Zo verhaalt Homeros in zijn Ilias dat een speer tot 9 lagen dik doorboorde zonder dat de hopliet er last van had. De linothorax kon al dan niet in het midden versterkt worden met bronzen plaatjes in schubbenvorm. Onderaan hingen verschillende ptegures, om zowel bescherming als bewegingsvrijheid te hebben. Die ptegures waren strookjes linnen die elkaar overlapten, maar niet aan elkaar vasthingen. Later ziet men hetzelfde terug bij de Romeinse centurio's. De linothorax werd bovenaan nog verstevigd met schouderflappen. De linothorax werd uit één geheel gemaakt en aan de linkerzijkant dichtgesnoerd met lederen riempjes. Een tweede type harnas was de thorax (θώραξ). Deze bestond uit 2 bronzen platen, die de vorm hadden van het menselijk lichaam. Deze platen werden aan de zijkanten aan elkaar vastgemaakt met een soort scharnieren die in elkaar bleven door middel van een ijzeren staafje. Maar hun uitrusting kon veel van elkaar verschillen, ieder moest immers zijn eigen wapens aankopen, en dit uniform was vroeger zeer veel waard. Tegenwoordig kan men de prijs van zo'n uitrusting schatten op de prijs van een klein huis.
Toch waren er een paar grote lijnen in de evolutie van de bewapening: de helm bijvoorbeeld begon bij de berentandmuts. Dit is een hondenlederen kap waarop sikkelvormige, uit tanden gesneden plakken bevestigd waren. Het ging om de slagtanden van een mannelijk everzwijn (beer). Dit type werd ingevoerd rond 1400 voor Christus in Mycene, en wordt beschreven in de Ilias van Homeros (K 260-265). Deze helm evolueerde dan tot 2 grote types: de meer gesloten Corinthische variant waarbij enkel ogen en mond nog zichtbaar waren en de iets meer open Thracische of Illyrische versie waarbij het hele gelaat zichtbaar bleef. De niet verplichte kam in paardenhaar erbovenop was meestal in natuurlijke kleuren. Ook het zwaard evolueerde tot een combinatie van steekzwaard en hakmes. Hoplieten droegen een lange lans, van 2-3 meter en een kort ijzeren zwaard voor man-tegen-man-gevechten. Het zwaard was 70 cm lang. Door dit uniform was de klassieke hopliet vrijwel onkwetsbaar maar erg log. Als hoplieten in rijen naast elkaar aanvielen, noem je dat een falanx. Een falanx was meestal acht rijen dik, beschermd door een muur van schilden. Hoplieten waren het bekendste type soldaat in Hellas en vormden de basis van elk Grieks leger.
Vaak waren de hoplieten burgers die voor hun eigen stadsstaat vochten en hun eigen uitrusting betaalden. Een beroemde hopliet was Socrates die tijdens de Peloponnesische Oorlog voor Athene vocht.
Landgeschillen waren vaak de aanleiding voor rivaliserende Hoplieten om een veldslag te beginnen. Kenmerkend aan deze veldslagen was dat deze snel en definitief waren. Tevens werden de veldslagen volgens de griekse oorlogsregels gevoerd op een vooraf vastgesteld terrein. Wanneer een externe partij het land van hoplieten aanviel dan bundelden alle eerder rivaliserende Hoplieten hun krachten en vormden 1 groot leger. De manier van oorlog voeren van de Hoplieten wordt beschouwd als de basis van alle moderne oorlogsvoering.