Hodgson Rapport
Een belangrijk dossier voor de in 1882 opgerichte Society for Psychical Research (SPR) was het Hodgson Rapport van 1884.
Bepaalde gebeurtenissen die in aanwezigheid van Helena Petrovna Blavatsky, medeoprichtster van de Theosophical Society plaatsvonden, vereisten volgens de leden van de SPR nader onderzoek. Een speciale commissie werd samengesteld om bewijsmateriaal te verzamelen.
In de zomer van 1884 werden een aantal theosofen, die zich toen in Londen bevonden, bezocht. Dit waren onder andere Henry Steel Olcott, H.P. Blavatsky, Mohini Mohan Chatterji en Alfred P. Sinnett.
Hoewel de bevindingen van de SPR-commissieleden niet tot een definitieve conclusie leidden, werd toch in december 1884 een ‘voorbereidend en voorlopig Rapport’ uitgebracht. Door dit voorlopige karakter werd het rapport slechts in beperkte kring verspreid. De verslaggeving was over het algemeen redelijk en onbevooroordeeld.
In Adyar, het theosofisch hoofdkwartier in India, hadden de zaken echter een andere wending genomen. Tijdens de afwezigheid van Blavatsky en Olcott, die in Europa waren, had de door Olcott benoemde Raad van Toezicht het echtpaar Coulomb ontslagen, wegens schandelijk wangedrag. Uit wraak had Emma Coulomb aan dominee George Patterson, redacteur van een zendelingenblad, het Madras Christian College Magazine, een aantal brieven overhandigd. Deze zouden door Blavatsky zelf zijn geschreven. Patterson had de ‘bezwarende’ brieven geaccepteerd. Als de brieven echt waren geweest, zouden ze hebben bevestigd dat Blavatsky, geholpen door de Coulombs, betrokken was bij het op grote schaal verrichten van wonderen door bedrog. Zonder verder onderzoek publiceerde Paterson fragmenten van deze brieven in het magazine in september en oktober 1884.
Henry Sidgwick, Frederic William Henry Myers en andere SPR-leden kregen al snel lucht van de mogelijkheid dat Blavatsky zich kon hebben ingelaten met bedrog. Ze schortten hun oordeel op en besloten de situatie zelf te onderzoeken. Een van hun jongere leden, Richard Hodgson, een afgestudeerde uit Cambridge, werd naar India gezonden. Hodgson was een onderzoeker van paranormale verschijnselen. Zijn opdracht was om, in India te onderzoeken of de gerapporteerde verschijnselen in het theosofisch hoofdkwartier in Adyar, Madras, al dan niet hadden plaatsgevonden en of de brieven, die naar men beweerde van chela’s en/of mahatma’s waren ontvangen, echt waren.
In december 1884 kwam Hodgson aan in Adyar en kreeg een warm onthaal van zowel Blavatsky als van Damodar, een jonge brahmaan.
H.P. Blavatsky verklaarde dat de gepubliceerde brieven in het Christian College Magazine vervalsingen waren. Hodgson was aanvankelijk geneigd in haar onschuld te geloven, maar al snel nam hij het standpunt van Emma Coulomb over. Emma Coulomb zou niet alleen Blavatsky geholpen hebben bij frauduleuze bezigheden, maar Blavatsky zelf zou de zogenaamde Mahatma brieven geschreven hebben.
Hodgson schreef een rapport onder de titel: Verslag van mijn eigen onderzoek in India, en bespreking van het auteurschap van de ‘Koot Hoomi’ brieven. Een groot gedeelte van de 200 gedrukte bladzijden richt zich op de bewering dat Blavatsky de zogenaamde Mahatma Brieven heeft 'ervalst'.
De veroordelingsgronden van Hodgson en of de conclusies van Hodgson waarheidgetrouw waren, werden door de SPR-commissie niet gecontroleerd. De commissie accepteerde kritiekloos de beweringen van Emma Coulomb. De conclusie dat Blavatsky een van de meest begaafde, vindingrijke en interessante bedriegers in de geschiedenis was, kwam tot stand zonder het vereiste systematische onderzoek waar Blavatsky recht op had.
Om de aantijgingen te weerleggen werden er onmiddellijk bezielde verdedigingen opgesteld door William Quan Judge, A.P. Sinnett, Annie Besant en anderen. ook in de loop van de jaren werd Blavatsky in uitstekende boeken verdedigd, zoals in:
- The Real H.P. Blavatsky, A Study in Theosophy, and a Memoir of a Great Soul, 1928, William Kingsland.
- Defence of Madame Blavatsky, Deel II, ‘The Coulomb Pamphlet,’ 1937, Beatrice Hastings.
- Madame H.P. Blavatsky: Her Occult Phenomena and The Society for Psychical Research, 1951, K.F. Vania.
- Obituary: The ‘Hodgson Report’ on Madame Blavatsky, 1885-1960; Re-examination: Discredits the Major Charges Against H.P. Blavatsky, 1963,Adlai E. Waterman (pseudoniem van Walter Carrithers jr.).
In 1986 startte Vernon Harrison, een handschriftkundige en professioneel onderzoeker van betwiste documenten, een onderzoek van het Hodgson Rapport. Na uitgebreide en gedetailleerde bestudering is hij dit rapport gaan beschouwen als een hoogst eenzijdig document dat geen enkele aanspraak op wetenschappelijke onpartijdigheid kan maken.
Volgens dr. Harrison blijven er nog onbeantwoorde vragen over Blavatsky en over de aan haar toegeschreven verschijnselen. Vooral over de eerste jaren van het verblijf van Blavatsky in India kan Harrison geen mening geven omdat alle getuigen en voorwerpen die 'bewijs uit de eerste hand' waren, zijn verdwenen. Harrison bestudeerde de onderzoeksmethoden van Richard Hodgson en begon de verklaring door Hodgson gedaan van de genoemde 'verschijnselen' te wantrouwen. Harrison concentreerde zich op wat beschikbaar is en dat zijn de handschriften van de Mahatma Brieven en de brieven van Blavatsky in de British Library. In zijn beëdigde verklaring vermeld hij dat het Hodgson Rapport met grote voorzichtigheid moet worden gelezen, zo niet genegeerd moet worden. Ook vermeldt Harrison dat het onderzoek, verricht door Richard Hodgson geen onpartijdig onderzoek is zoals zolang werd geclaimd. volgens hem vertoont het ernstige tekortkomingen en het is onbetrouwbaar.
[bewerk] referenties:
- H.P. Blavatsky and the SPR - Vernon Harrison - 1997