Grootvorst
Grootvorst (Latijn, Magnus Princeps; Engels, grand prince; Duits, Großfürst; Fins, Suuriruhtinas; Zweeds, Storfurste; Litouws, Didysis kunigaikštis; Russisch Великий князь of vjeliki knjaz) is een titel lager in rang dan keizer, tsaar of koning, maar hoger dan soeverein vorst of knjaz. In het Nederlands wordt de titel - onder invloed van het Engels en Frans - ook verward met groothertog.
Deze titel was de aanduiding voor de soeverein van een grootvorstendom, maar wordt tegenwoordig niet langer gebruikt. De laatste grootvorstendommen verdwenen in 1917 en 1918, toen deze werden opgenomen in andere landen of republieken werden. Tegen die tijd waren die grootvorstendommen als Litouwen, Transsylvanië en Finland al eeuwen onderdeel van grotere monarchieën. De laatste soeverein van een onafhankelijk land die de titel grootvorst droeg was Ivan IV van Moskovië in de 16e eeuw, totdat hij de titel tsaar van Rusland ging dragen.
Vjeliki knjaz was ook de titel voor leden van de Russische keizerlijke familie. Deze Grootvorsten van Rusland waren echter geen soeverein.
In de middeleeuwen golden de grootvorsten slechts als primus inter pares binnen een dynastie. De andere vorsten waren allen eventuele opvolgers. Meestal regeerden andere vorsten over een gedeelte van het land. De titel werd onder andere gedragen door de heersers van het Kievse Rijk en leiders van de dynastie der Ruriken. In eerste instantie was dat de vorst van Kiev; in de 13e eeuw waren dat de vorsten van Vladimir. Later kwamen daar nog andere grootvorsten bij, zoals die van Moskovië, Tver, Jaroslavl, Rjazan, Smolensk, enzovoort. Vanaf 1328 gold de grootvorst van Moskovië als heerser over geheel Rusland. In later tijd was de tsaar van Rusland o.a. ook grootvorst van Litouwen en Finland.
De titel vjeliki knjaz werd geformaliseerd door Alexander III van Rusland en werd gegeven aan de zonen en kleinzonen van de tsaren van Rusland. De dochters en kleindochters ontvingen de vrouwelijk vorm: vjeliki knjagin.
In de 19e eeuw werd de titel door steeds meer mensen gedragen vanwege de steeds grotere kinderschare van de nazaten van de tsaar.