Groeischijf
De groeischijf (Gr: metafyse, epifysairschijf) is de plaats waar lange beenderen (de beenderen van boven- en onderarm, sleutelbeen, dijbeen en onderbeen) van zoogdieren zoals de mens langer worden. Een bot van arm of been bestaat uit een middenstuk (diafyse) en twee uiteinden (epifysen), die van elkaar worden gescheiden door de groeischijf die uit niet-verkalkt kraakbeen bestaat. Hier vormt zich nieuw bot waardoor het bot als geheel langer wordt.
Beschadiging van de groeischijf leidt tot korter blijven van het bot. Is het individu uitgegroeid dan verbeent ook de groeischijf.
Voor de volgorde waarin de groeischijven verdwijnen ('zich sluiten') bestaat een min of meer vaste volgorde en dit gebeurt tot op zekere hoogte op een voorspelbare leeftijd. Aan de hand van röntgenfoto's van bepaalde botten, of aan skeletten van nog niet volgroeide individuen kan dan ook vrij nauwkeurig de leeftijd worden bepaald, tot een jaar of 21 bij mensen.
Bij ontbreken of abnormale ontwikkeling van de groeischijven ontstaat een vorm van dwerggroei waarbij de romp vrijwel normaal is maar de armen en benen korter blijven, b.v. de achondroplasie.
{{{afb_links}}} | Skelet | {{{afb_rechts}}} | |
---|---|---|---|
Schedel - Wervelkolom - Borstkas - Borstbeen - Schoudergordel - Arm - Bekkengordel - Been |